Nieuwkomers
R. Reinsma - Amsterdam
Zo eens in de tien jaar, schat ik, duikt er in het Nederlands (en vermoedelijk ook in andere talen) een Engels achtervoegsel op waar je diverse eigennamen vóór kunt zetten.
In de jaren zeventig was dat gate. Na Watergate, naam voor het roemruchte afluisterschandaal in de Verenigde Staten, volgde bij voorbeeld Muldergate, een persschandaal rondom de Zuidafrikaanse politicus Mulder. Nog een paar jaar later stak een Cartergate de kop op: vlak voordat Jimmy Carter een tv-debat met zijn tegenkandidaat, aspirant-president Reagan, zou aangaan werden hem de papieren ontstolen waarop hij het debat had voorbereid. Het suffix -gate betekende dus ‘politiek schandaal’, en het kon volgen op de naam van de boosdoener (Mulder) óf op de naam van het slachtoffer (Carter).
En nu hebben we dan -nomics. Het begon met Reaganomics, een wat spottende benaming voor de door Reagan gevoerde economische politiek. ‘Hebben Reaganomics bijgedragen tot het huidige herstel?’ schreef iemand op 9 maart 1983. De opmars van het nieuwe suffix begon op 10 maart 1984: toen ontstond Rudinomics, als aanduiding voor het economische beleid van minister Ruding. ‘Dag Reaganomics, hier komt Rudinomics’, riep de NRC. En op 16 maart kon Thatchernomics worden gesignaleerd.
Welke -nomics zullen nu nog volgen? Hoe produktief kán dit suffix worden? Komen in deze samenstellingen alleen rechtse politici voor, of ook socialisten? Of mogen de -nomics- politici van elke politieke kleur zijn mits hun naam tweelettergrepig is? Duisenbergnomics klinkt mij tenminste heel onwaarschijnlijk in de oren.
Over tien jaar hoort u weer van mij.