Reacties
Een aantal problemen waren al opgelost
W. Sterrenborg - gepens. leraar, Tilburg
Reagerend op het artikel van de heer Sliggers Welk voud na een aantal? op blz. 39 van deze jaargang, stel ik vooraf vast dat het niet de eerste keer is dat in Onze Taal het getalsprobleem bij aantal ter sprake komt. Onder andere in de 25e, de 27e, de 29e en de 32e jaargang heb ik erover gelezen; steeds kwamen de opmerkingen erop neer dat zowel enkel- als meervoud mogelijk is. Wanneer men met de kwestie te maken krijgt, komt dat doordat zijn grammaticale gevoel zich laat gelden. Wil men zich dan vergewissen, dan wordt de zaak vaak ingewikkelder, zeker als men meer informatie bronnen raadpleegt. Zoals de heer Sliggers heeft aangetoond, licht niet iedere bron ons op dezelfde wijze in.
Oorzaak hiervan is mijns inziens de beknoptheid: wat Van Dale prijsgeeft, is gecomprimeerd in een notedop wat zijn voornaamste basis, het W.N.T., in deel I (1882) erover vertelt, nl.:
‘Wanneer aantal als een collectieve eenheid genomen wordt, gelijk altijd plaats heeft wanneer het vergezeld is van het lidw. van bepaaldheid, of van een aanw. voornw. (het, dit, dat aantal), en veelal ook bij het lidw. van eenheid (een aantal), dan beheerscht het het ww., hetwelk dus in het enkelv. staat.... Vergezeld van het lidw. van eenheid echter kan aantal ook worden aangemerkt als eene bepaling van het volgende of verzwegene znw., dat altijd een meervoud is; dit laatste wordt dan het hoofdwoord en neemt het ww. in het meervoudige getal bij zich. Dit gebruik van het meervoud verdient vooral dan de voorkeur, wanneer men bij de werking, door het ww. uitgedrukt, niet aan al de bedoelde personen of zaken gezamenlijk, als eene eenheid beschouwt, maar aan elk in 't bijzonder te denken heeft.’
Dat met deze doorzichtige redenering alle moeilijkheden van de baan zouden zijn, zal de auteur ervan een eeuw geleden stellig niet gedroomd hebben. Niet iedere schrijver interpreteert een bepaalde zin immers hetzelfde.
Behalve in ‘Onze Taal’ zijn er in de loop der tijden ook elders publikaties aan deze voetangel gewijd. Een ervan vond ik in De nieuwe taalgids van 1938 (blz. 359), van de hand van professor Gerlach Royen. Uitgaande van de praktijk constateert hij dat men, al ligt het enkelvoud schijnbaar meer voor de hand, de persoonsvorm zowel in het enkel- als in het meervoud zet, niet alleen als een onderwerp van het type een aantal (tiental) personen onmiddelijk hieraan voorafgaat, maar evenzeer als zo'n onderwerp verderop in de zin staat. Hij citeert ook het W.N.T. en geeft toe dat menige schrijver als gevolg van grammatische bezinning de bewuste regel negeert, en dan ten onrechte zijn toevlucht neemt tot het enkelvoud.
Wat voor een aantal geldt, geldt volgens Royen evenzeer voor een tweetal, een elftal enz. Ook andere woorden met een tellend karakter, vergezeld van een meervoudig zelfstandig naamwoord, lokken een meervoudige persoonsvorm uit, zoals tal van, een deel van, een paar, een stel, een boel, een heleboel, een groep, massa, reeks, schare, menigte, legioen, zwerm, bende, soort. Naar zijn mening kunnen er naast het door het W.N.T. gestelde criterium collectief: distributief ook andere factoren meespelen, b.v. een lange tussenzin, die het verband vervaagt. Verder merkt hij op dat de persoonsvorm steeds enkelvoudig is - een zeldzame uitzondering daargelaten - als het onderwerp i.p.v. een aantal... luidt het aantal..., het tweetal... e.d., welke richtlijn volkomen strookt met die in het W.N.T. Terugkomend op het artikel van de heer Sliggers, ben ik het niet eens met zijn term telwoordelijke uitdrukking en wel om twee redenen: ten eerste is een aantal door hem even tevoren bestempeld als géén woordgroep, terwijl juist voor een uitdrukking essentieel is dat het een woordgroep is; ten tweede is er te veel flexibiliteit in een aantal: een groot aantal, een beperkt aantal, een beperkt aantal, een schrikbarend, een niet te verwaarlozen, een alle verwachtingen overtreffend aantal.
Bovendien is de op blz. 41 gevolgde methode om het onderwep te vinden wel wat tè handig: evengoed kan men met de vraag ‘Wat kwam er te laat?’ een aantal bezoekers als antwoord, tevens onderwerp, ontdekken. Trouwens, deze methode heeft wel meer blunders tot gevolg. Bij voorbeeld wie komt de eerste plaats toe?