Een onzekere nieuwkomer: graffiti
R. Reinsma - Amsterdam
Woorden gedragen zich als mensen: reeds lang ingeburgerde woorden zijn zelfverzekerd, ze hebben een precieze gebruiksaanwijzing en iedereen respecteert deze. Nieuwkomers daarentegen zijn bescheiden, onzeker.
Zo'n schuchtere nieuweling is graffiti Kramers' Groot Woordenboek Nederlands heeft een trefwoord graffito (‘door voorbijgangers aangebracht opschrift op muren, openbare vervoermiddelen enz.’). Maar dit is natuurlijk onzin: niemand zegt ooit graffito, tenminste niet in de genoemde betekenis.
Graffiti verkeert in een hevige tweestrijd. Het weet nog niet goed of het als enkelvoud of als meervoud verder wil. In ‘Vrij Nederland’ van 13 november 1982 zegt een zestienjarige: ‘Ik koop veel t-shirts, die ik met viltstift en spuitbus bewerk. Meestal zijn het namen van bands en graffiti.’
Meervoud dus. Maar in de vpro-gids nummer 6 van dit jaar schrijft Netty Rosenfeld: ‘We zijn nog steeds in (Amsterdam-)Zuid, maar de eerste graffiti dient zich aan.’ Ook in de nrc van 25 maart 1983 is graffiti enkelvoud: ‘Graffiti ziet er soms agressief uit.’ Is het pleit inmiddels al beslist? De nrc van 23 november 1983: ‘ Graffiti is een kick en het geeft status.’ De meervoudsfunctie van graffiti begint al antiquarische waarde te krijgen.