Vervolg Congres
Ja, maar... dan heb, dan heb je ook nog het probleem van eenzijdige ontwapening hè? Beide partijen moeten meewerken en... dat zie ik niet zo zitten.
Ah, ik geloof toch wel dat als er op een gegeven moment... als iedereen ongeveer tot de ontdekking gekomen is, of tot het besef gekomen is dat het nodig is om die legers af te zwakken, dan... dan zal het echt wel gebeuren.
Met dit waarheidsgetrouwe beeld van de functie van taal in een leersituatie werd een pleidooi gehouden voor explorerend leren naast reproducerend leren.
‘Door ruimte te scheppen voor explorerend leren (of in meer gewone taal uitgedrukt: voor leren door praten en schrijven) sluit je werkelijk aan bij de leef- en belevingswereld van de leerlingen (...). De kans om te kunnen leren blijft dan niet alleen voorbehouden aan de leerlingen die de taal van de school beheersen of aan die, door wat voor oorzaken dan ook, in het bijzonder gepredisponeerd zijn voor het leren door luisteren.’
De heer Sturm wees er ten slotte op dat er meer normen voor taalgebruik denkbaar èn gewenst zijn dan de norm van het Algemeen Beschaafd Nederlands:
‘Noch taalkundig, noch leerpsychologisch is er een argument staande te houden dat het abn in enigerlei opzicht beter zou zijn (of hoe u het ook wilt aanduiden) dan welke andere variant van het Nederlands.’
Na deze uiteenzetting over mondeling taalgebruik volgde een lezing over schriftelijk taalgebruik. Pieter Leenheer, docent Nederlands van de Stichting Opleiding Leraren Utrecht en redacteur van het hbo-journaal, sprak over aspecten van taalgebruik in opstellen, onder de titel: Vorm en inhoud is twee.
Ons schrijfonderwijs blijft in gebreke. Vele volwassenen hebben grote moeite om hun gedachten helder en duidelijk op papier te zetten. Hoe komt dit? Leerlingen die een zakelijk stuk moesten schrijven, kunnen zich nergens op oriënteren.
Bovendien kost het zoeken naar het juiste woord vaak zo veel inspanning dat de inhoud er nog al eens bij inschiet. Zeker, de leraar Nederlands is welwillend, maar voor meer dan welwillendheid is meestal geen tijd. Als er al uitleg gegeven wordt over stijl en leesbaarheid, gaat het met behulp van grove tegenstellingen waaraan je in de praktijk weinig hebt.
Veel schoolboeken beschrijven het schrijfproces als iets tamelijk lineairs: je denkt diep na, maakt een schema en schrijft dit vervolgens uit. Maar wie veel schrijft, weet dat het zelden zo keurig verloopt. Toch blijven schoolboeken - en leraren - doen alsof het kàn. Gedeeltelijk natuurlijk om er bij hun leerlingen de moed in te houden maar, lijkt me, vooral ook doordat leraren en schoolboekenschrijvers zelf zelden soortgelijke stukken schrijven als ze van hun leerlingen eisen. Ze herinneren zich niet meer wat daarvoor komt kijken; daarom geloven ze des te gemakkelijker dat zo'n logisch, lineair schema ergens op slaat.’
En wat te denken van een schoolboek met handige tips voor beeldend schrijven. ‘De vrouw liep over de straat’ wordt als minder beeldend aangeprezen dan ‘het oude vrouwtje liep gebogen over de straat’, precies zoals ‘het paard liep door het zand’ minder voorstelt dan ‘het paard zeulde moeizaam voort door het mulle zand’.
‘Even afgezien van de clichés die hier worden aangeprezen: wàt nu precies adequaat is, hangt af van de context. Over zo'n los zinnetje kun je geen zinnig woord zeggen, want er zijn gevallen waarin “de vrouw liep over de straat” beter past dan de zin met het oude vrouwtje. In elk geval als de vrouw niet zo oud is.’