Ten aanzien van het bij b vermelde het volgende. In het eerste voorbeeld is ‘aantal’ een zelfstandig naamwoord: het aantal zelf is toegenomen. Als er ‘het’ voor ons woord staat, is dit altijd het geval. Ook met ‘een’ ervoor kan ‘aantal’ een zelfstandig naamwoord zijn: Een aantal dat angst inboezemt! Het tweede voorbeeld voldoet aan de d-opvatting. Bij de c-oplossing wordt ‘aantal’ steeds als zelfstandig gezien. Maar dit is slechts het geval in Een aantal dat indruk maakt, in het eerste voorbeeld bij b en in Het aantal is toegenomen. ‘Een aantal’ is, tenzij ‘aantal’ een zelfstandig naamwoord is, qua betekenis meervoudig; de vervangingsproef (= vrij veel) bewijst dit. En bij Een aantal kwam te laat moet in een der voorafgaande zinnen zijn vermeld wie deze telaatkomers zijn, zodat men tussen ‘aantal’ en ‘kwam’ aan hen denkt.
De d-opvatting ben ik in thans gangbare leerboeken niet tegengekomen. Charivarius zei tevens: ‘Een paar (enige) heeft steeds het meervoud.’ Er is hier duidelijk een inconsequentie: een woordpaar dat ‘vele’ betekent, heeft meervoud of enkelvoud; een ander dat ‘enige’ betekent, slechts meervoud. Onbevredigend.
Blijft over de e-oplossing die grammaticaal verdedigd kan worden, hetgeen hierna getracht wordt.
C Van Dale omschrijft ‘een aantal’ terecht als ‘vrij veel’, welke woordencombinatie ‘woordgroep’ heet. In dit geval is er een zogenaamde telwoordgroep: een telwoord als kern (‘veel’), aangevuld met een bepaling (‘vrij’). Het geheel heeft een telwoordfunctie; daarom staan zelfstandig naamwoord èn werkwoord in het meervoud: Vrij veel bezoekers kwamen te laat.
‘Een aantal’ is géén woordgroep want er is geen telwoord. Toch functioneert ook deze combinatie als telwoord. Volgens Rijpma en Schuringa is een telwoord een woord dat kan staan achter: ‘Ik heb er...’ Dat ‘een aantal...’ ook achter ‘er’ gezet kan worden, bewijst de telwoordfunctie. Maar hoe moet dit