Congres Jeugd en Taal
J. Renkema
Op zaterdag 19 november 1983 hield het Genootschap Onze Taal zijn veertiende congres in de Jaarbeurshal te Utrecht. In voorafgaande jaren waren al thema's aan de orde gesteld als: Taalgebruik in pers, reclame en radio; De taal in het openbare leven; Het Nederlands en het onderwijs; De kunst van het woord; Goed Nederlands; Ons cabaret; Wat nog niet in Van Dale staat; Taal van Den Haag. Voor 1983 was - mede in verband met het derde Taaltoernooi - het thema Taal en Jeugd gekozen.
Op die zaterdag luisterden meer dan vijfhonderd leden van ons Genootschap, vertegenwoordigers van de Ministeries van Onderwijs en Algemene Zaken en de burgemeester van Utrecht naar een achttal lezingen en voordrachten. Het in extenso afdrukken van al deze lezingen zou meer dan twee nummers van ‘Onze Taal’ in beslag nemen. Bovendien waren sommige voordrachten gebaseerd op videobeelden en geluidsbanden. Daarom in dit nummer een selectie van wat op dit veertiende congres is gezegd door, voor en over de jeugd.
Na een welkomstwoord van de voorzitter, mr J. Jolles, en enkele mededelingen van de congresvoorzitter, het bestuurslid mevrouw Hanny van den Horst, gaf mevrouw drs. E.S.F. Feteris, schrijfster van jeugdboeken, een inleidende beschouwing onder de titel: Taalgebruik als sociaal probleem. Mevrouw Feteris sprak over
‘De waarde die wordt gehecht aan het Algemeen Nederlands, dit wil zeggen onze taal zoals die vooral in de Randstad wordt gesproken en geschreven, en over de houding van taalgebruikers tegenover elkaar, met name van ouderen tegenover jongeren en omgekeerd.’
In deze lezing kwamen onder andere de volgende vragen aan de orde: Hechten we niet te eenzijdig waarde aan de uiterlijke verzorging van het Algemeen Nederlands? Verliezen we niet andere belangrijke aspecten van de communicatie uit het oog? Houden taalgebruikers eigenlijk wel voldoende rekening met elkaar? Of kan het beter?
Mevrouw Feteris bepleitte een kritische houding tegenover het gebruik van het Algemeen Nederlands. Goede communicatie is met Algemeen Nederlands lang niet altijd gediend. Sterker nog
‘Er wordt gediscrimineerd op de uiterlijke vormen van taalgebruik - correct spreken en correct schrijven - waarvan we allemaal weten dat die door geboorte en opvoeding, méér dan door eigen verdienste worden bepaald.’
Bij mondeling taalgebruik zijn andere communicatiemiddelen belangrijk: gelaatsuitdrukking, gebaren, lichaamshouding.
‘Er zijn in dit opzicht grote verschillen tussen volwassenen en jongeren. Als je naar de jeugd van nu kijkt, dan zie je dat die veel vrijer en veel intensiever met dit soort communicatiemiddelen omgaat dan volwassenen. Veel ouderen hebben het daar moeilijk mee. Ze kijken een beetje neer op de jeugd, die als “onrustig” en “beweeglijk” op hen overkomt. Dit neerkijken lijkt me niet terecht.’
Iedere generatie heeft een iets ander taalgebruik. Veranderingen in taal zijn onvermijdelijk. Maar het kost veel taalgebruikers moeite daar relativerend tegenover te staan. Veel mensen worden onzeker van veranderingen. Bovendien speelt een sociaal-cultureel vooroordeel een rol.
‘Dat vooroordeel berust op de volgende redenering: wie een goed taalgebruik heeft - dat is dus het officiële Algemeen Nederlands - die ìs wat, die stelt wat voor, dat is iemand van wie je gedrag volgens goede normen en waarden kunt verwachten. Iets wat natuurlijk helemaal niet zo hoeft te zijn.’