Hypercorrecte t
Sj. van den Berg - leraar Nederlands, Emmen
Toen ik nog in het nut van wervende oproepen geloofde, heb ik eens een tekst voor een affiche geschreven. Daarin kwamen enkele gebiedende wijzen voor. Toen mijn kopij in druk verscheen, zag ik dat er wat in de spelling veranderd was. Ik had geschreven: ‘Word lid van...’ Op het affiche stond de werkwoordsvorm met een t: Wordt.
Ik informeerde naar de reden van deze wijziging, waarop de daarvoor verantwoordelijke ‘corrector’ verklaarde dat hij mij een beschamende confrontatie met een spelfout wilde besparen. De tekst was duidelijk gericht op een meervoudig publiek (excuus voor het pleonasme) en dus had hij de imperatief van een t voorzien.
Ik wees hem op de inconsequentie van zijn verbeterzucht. Verderop in de tekst stond: ‘Lees dan eerst...’ en ‘Neem een abonnement op...’ Waarom had hij achter deze werkwoordsvormen niet een t geplaatst? Het antwoord was: ‘Dat klopt niet meer met de uitspraak van deze tijd’.
Hier hebben we toch wel te maken met de omgekeerde wereld. Dat ‘hij bloedt’ met een t geschreven wordt, komt doordat wij die t horen in: ‘hij werkt’. De spellingmakers van de vorige eeuw, De Vries en Te Winkel, hebben dit voorschrift gebaseerd op de regel der overeenkomst of analogie. Toen men nog zei en schreef: ‘Gaat zitten, kinderen en neemt je boeken voor je’, was een t op zijn plaats in: ‘Meldt mij wanneer jullie klaar zijn’. Nu in de imperatieven van d-loze werkwoorden die t niet meer gehoord en geschreven wordt, dient hij natuurlijk ook te verdwijnen bij de werkwoorden mèt een d. Overigens kan ik de lezers niet aanraden die zinloze t nu maar niet meer te schrijven. De spellingboekjes van deze tijd menen nog dat die t er moet staan, zelfs in werkwoorden zonder d. Ten voorbeeld hiervan citeer ik uit De Taalhulp van Inez van Eijk (1982):
Als men de geb. wijs (een bevel) richt tot één persoon, dan gebruikt men de