Retorica en filosofie
De retorica van Guépin bevat meer dan alleen richtlijnen voor argumentatie; zijn retorische mentaliteit kan worden beschouwd als een filosofische stellingname. Nu is de verhouding tussen retorica en filosofie nooit erg goed geweest. De retorici wijzen het filosofische zoeken naar eeuwige waarheden af; zij stellen dat zulke waarheden niet bestaan, of in elk geval niet door ons gekend kunnen worden. Hiertegenover stelt Plato dat de retorica geen ware kennis teweeg kan brengen, maar slechts meningen, verschijningen. De waarheid moet volgens Plato worden gezocht in het dialectische tweegesprek. Om zijn waarheidsbegrip te verdedigen ziet Plato zich genoodzaakt een tegenstelling tussen (retorische) schijn en (filosofisch) wezen in te voeren.
Guépin betreurt deze ontwikkeling: ‘Ik vind het fataal dat Socrates, Plato en Aristoteles zo van het sofistisch relativisme zijn geschrokken dat ze zich achter wezenlijke en universele waarheden hebben verschanst. Daar is veel bloed door gestort.’ De retoricus gelooft niet dat er waarheden bestaan buiten een consensus van gesprekspartners. De tegenstelling tussen schijn en wezen wordt in deze visie opgeheven: er is, in Guépins woorden, alleen maar buitenkant. Dit betekent dat het niet mogelijk is om (bij voorbeeld in de kunst) onderscheid te maken tussen oprechtheid en veinzen. Alleen gebleken onoprechtheid (bij voorbeeld leugens die uitkomen) kan iemand aangerekend worden.
Waarheid wordt door Guépin opgevat als het produkt van concurrentie van meningen. Concurrentie van meningen vereist vrijheid van meningsuiting en goed functionerende instituties (zoals rechtspraak en allerlei soorten vergaderingen) waarbinnen de meningen kunnen concurreren. Concurrentie van meningen impliceert ook concurrentie van meningen over goederen, en ten slotte concurrentie van die goederen zelf. Op deze manier worden retorica en liberale economie met elkaar verbonden. Retorica kan dan ook worden beschreven met behulp van de termen onderhandeling en ruil. Guépin verzet zich tegen alles wat het principe van de ruil zou kunnen doorbreken, zoals de christelijke naastenliefde.