Een hypothese en een experiment
Over de vragen die met deze drie voorbeelden zijn opgeroepen, is al sinds jaren gedebatteerd. Filosofen en cultuur-antropologen bestreden elkaar te vuur en te zwaard. Beïnvloedt het taalsysteem het denken, de cultuur en het wereldbeeld? In de taalwetenschap zit men dichter bij het antwoord nee, dan bij het antwoord ja. Maar de vraag, of liever gezegd de hypothese, is veel te interessant voor een simplistisch ja-nee antwoord.
Hoe is men eigenlijk tot deze hypothese gekomen? In het begin van deze eeuw waren er vele Amerikaanse taalkundigen die na hun studie naar een Indianenreservaat gingen om een dissertatie te schrijven. (Dit terzijde: wat voor invloed heeft ‘reservaat’ op onze houding jegens Indianen?) De Indianentalen waren aan het verdwijnen en voor de taalwetenschap was het bijzonder belangrijk dat deze talen werden beschreven. Naarmate men meer inzicht kreeg in deze talen, kwam men ook tot de ontdekking dat taalsystemen grote verschillen vertonen. Men wist uit de rijke Europese onderzoekstraditie natuurlijk al het een en ander over verschillen in talen, zoals wij ook weten dat Eskimo's veel woorden voor sneeuw hebben, dat in het Arabisch enorm veel woorden voor zand bestaan en dat in het Nederlands veel verschillende typen schepen worden onderscheiden enz. enz.
Die Amerikaanse taalkundigen, die tijdens hun studie ook veel aan culturele antropologie hadden gedaan, waren zeer geïnteresseerd in de relatie tussen taal, cultuur en denken. De wereldbeschouwing van de Indianen verschilde nogal van de Amerikaanse. Zou dit kunnen komen door de verschillen in taalsystemen? Twee bekende taalkundigen, Sapir en Whorf, kwamen in de jaren dertig tot de hypothese dat het taalsysteem de cultuur en het denken bepaalt. Deze hypothese wordt kortweg de Sapir-Whorf hypothese genoemd.
Nu kan men zo'n hypothese natuurlijk gemakkelijk opstellen, maar hoe kun je bewijzen dat die hypothese wel of niet klopt. Er zijn verschillende experimenten uitgevoerd om deze hypothese te toetsen. Een ervan ging als volgt. In een van de bekendste Indianentalen, het Hopi, bestaat een werkwoord 'u'ta dat betekent ‘een opening sluiten’, bij voorbeeld een opening in een muur, of ‘dichtdoen’. Daarnaast bestaan enkele andere werkwoorden onder andere na:kwapna met de betekenis ‘iets bedekken tegen stof of beschadiging’. Het Engels heeft ook twee werkwoorden voor sluiten en bedekken: to cover in de betekenis ‘bedekken’ waarbij het er niet toe doet of de opening geheel wordt bedekt, en to close voor het speciale geval waarin de opening precies wordt gesloten.
Hoe kan men nu bewijzen dat deze verschillen in taalsystemen invloed hebben op het denken of het waarnemen van taalgebruikers. Twee andere onderzoekers symboliseerden de betekenissen van de werkwoorden in drie plaatjes (p. 6).
De plaatjes werden voorgelegd aan Hopi-kinderen en aan Amerikaanse kinderen met de vraag: Welke twee plaatjes uit deze drie horen bij elkaar? Als het taalsysteem