Het Gezegde & Co.
Er bestaat betekenisverschil tussen Hij is een hond en Hij heeft een hond. Het verschil is zo duidelijk dat iedereen het ziet.
Omdat die twee zinnetjes alleen maar is tegenover heeft ongelijk hebben, is de conclusie gerechtvaardigd dat het betekenisverschil berust op is en heeft. Verder zijn ze gelijk.
Wie het betekenisverschil tussen hebben en zijn wil begrijpen, moet beginnen met eenvoudige gevallen. En niet met zo iets moeilijks als Hij is het vergeten / Hij heeft het vergeten, of Zij is het verloren / Zij heeft het verloren. En zeker niet zo dom zijn om, als je zo gauw niets ziet, te zeggen dat er niets is. Vanuit mijn raam zie ik een eindje verder een schoolgebouw, het hele jaar door. Behalve op dagen dat er dichte mist is, dan zie ik geen schoolgebouw. Toch neem ik aan dat ook op die dagen het schoolgebouw er staat. Er is natuurlijk een kans dat ik mij dan vergis, dat het gebouw juist met mist een dag weg is, maar ik acht die kans niet groot.
Wanneer we voor alle eenvoudige gevallen een duidelijk betekenisverschil zien tussen hebben en zijn, en in een paar gevallen niet, dan is het redelijk om aan te nemen dat het ook in die paar gevallen aanwezig is maar door ons niet waargenomen wordt. Natuurlijk kan men zich daarin vergissen, kan er uitgerekend in die gevallen een ander betekenisverschil zijn of helemaal geen, maar ik acht die kans niet groot. Pas als ik met eigen ogen op mistige dagen heb geconstateerd dat mijn school er niet is, wil ik dat geloven. Moet ik in huis blijven dan verkies ik de waan dat hij er wel is, ook al kan ik hem niet zien.
Dit is allemaal zo eenvoudig dat het gemakkelijk over het hoofd wordt gezien. Minder eenvoudig is het om precies aan te geven wat dan wel het betekenisverschil is tussen hebben en zijn. We kunnen het heel goed eens zijn over het grote en klaarblijkelijk verschil tussen Hij is een hond en Hij heeft een hond, en desondanks moeite hebben met aangeven waarin hebben en zijn verschillen. Dit komt doordat we ons een situatie voorstellen waarbij zo'n zinnetje past. In het ene geval verwijzen we met hij naar een hond, in het andere geval naar een hondebezitter. Strikt genomen praten we dan nog niet over het betekenisverschil tussen die twee zinnen (dit wil zeggen tussen is respectievelijk heeft) maar over de twee ongelijke situaties waarin ze bruikbaar zijn. Niettemin moet de oorzaak daarvan zijn gelegen in het betekenisverschil tussen hebben en zijn.
Ik denk dat één verschil is: in Hij is een hond is een hond toegepast op die hij, in Hij heeft een hond is een hond toegepast op iemand of iets anders dan die hij. De woorden een hond zijn in beide zinnen hetzelfde, dus het verschil in toepassing komt doordat de ene keer is, de andere keer heeft is gebruikt. A1gemener gezegd: na zijn volgt iets wat op het onderwerp van de zin slaat, na hebben volgt iets wat niet,op het onderwerp slaat.
Hetzelfde betekenisverschil vinden we terug in Hij heeft gelezen en Hij is gearriveerd. Of in duo's als Hij is geslagen / Hij heeft geslagen, Hij is gewassen / Hij heeft gewassen. Willen we het voltooid deelwoord op het onderwerp van de zin toepassen dan moeten we zijn gebruiken, willen we het op het lijdend voorwerp toepassen dan moeten we hebben kiezen. Bij de meeste werkwoorden is het zo gesteld dat het gebeuren ofwel het onderwerp van de zin betreft, ofwel het lijdend voorwerp: gelezen, gearriveerd, geslagen, gewassen. Maar bij sommige werkwoorden is dit minder duidelijk, bij voorbeeld bij vergeten. Wanneer we zeggen dat iemand iets vergeten is, of heeft, dan gaat het om een gebeurtenis die eigenlijk allebei betreft, onderwerp zowel als lijdend voorwerp. Het onderwerp is in een bepaalde toestand geraakt en het lijdend voorwerp is (hierdoor) in een bepaalde toestand geraakt. In zulke gevallen zorgt de keuze tussen zijn of hebben voor een veel subtieler verschil dan tussen Hij is / heeft een hond. Vergelijk: Ik ben mijn Frans vergeten en Ik heb mijn geld vergeten. Toch kunnen we ook hier hetzelfde betekenisverschil tussen zijn en hebben bespeuren. Alleen brengt het in de laatste twee zinnen niet zo'n enorm totaalverschil teweeg.
J.M. van der Horst