Hoe het zit met ‘heeft’ en ‘is’ ontweken
Wij kunnen sommige voltooide deelwoorden vervoegen met een vorm van zijn, andere met een vorm van hebben, en weer andere kennen beide vervoegingen. De keuze uit deze mogelijkheden die per voltooid deelwoord gemaakt kan worden, lijkt bij oppervlakkige beschouwing toevallig. Het is echter niet aannemelijk dat in een taal twee constructies met dezelfde betekenis voorkomen; een verschil in betekenis tussen de zijn + voltooid deelwoord-en de hebben + voltooid deelwoord-constructie ligt dus voor de hand.
Dit verschil in betekenis valt niet direct op. Dit is waarschijnlijk te wijten aan het voorkomen van een overeenkomstig betekenisaspect in beide constructies. Dit gemeenschappelijk betekenisaspect dat vaak voor de betekenis van beide constructies gehouden wordt, is de notie: een proces in het verleden, van het soort dat het hele werkwoord aanduidt. Er is dus een aanvulling nodig van dit gemeenschappelijk aspect tot de complete en onderscheiden betekenissen van beide constructies. De betekenis van de constructie hebben + voltooid deelwoord wordt dan: de aanduiding van een proces in het verleden. De hiervan onderscheiden betekenis van de constructie zijn + voltooid deelwoord is: de aanduiding van een toestand die het gevolg is van een proces in het verleden. Deze toestand wordt dus als belangrijker gepresenteerd dan het proces zelf.
Het gemaakte verschil in betekenis tussen beide constructies kan inzicht geven in de mogelijke vervoegingen van voltooide deelwoorden. Bij voorbeeld kan verklaard worden waarom zin 1 grammaticaal is, en zin 2 ongrammaticaal:
1 Bianca Castafiore heeft geslapen.
2 Bianca Castafiore is geslapen.
Slapen is een zogenaamd duratief werkwoord, dit is een werkwoord dat geen voltooid deelwoord kent dat de toestand als resultaat van zijn proces aanduidt. Op grond van dit betekenisaspect kunnen de voltooide deelwoorden van de duratieve werkwoorden niet voorkomen in de constructie zijn + voltooid deelwoord. Deze constructie presenteert het proces dat het hele werkwoord aanduidt, als resulterend in een toestand. Het is juist deze resulterende toestand die de duratieve werkwoorden niet kennen.
Er is wel een mogelijkheid om de constructie zijn + voltooid deelwoord van een duratief werkwoord te gebruiken:
3 Gerard Nijboer is naar Athene gelopen.
In dit geval is een bepaling toegevoegd die wordt geïnterpreteerd als bepaling van aankomstpunt. Het is deze bepaling die de resulterende toestand-lezing mogelijk maakt. Zodra onze aandacht zich op een aankomstpunt kan richten, hoeft ze namelijk niet meer gericht te zijn op het proces dat aanleiding was tot de aankomst zelf.
De voltooide deelwoorden van de zogenaamde perfectieve werkwoorden - dit zijn werkwoorden die een toestand als resultaat van hun proces kennen - gedragen zich, wat hun mogelijke vervoeging betreft, tegenovergesteld aan de voltooide deelwoorden van de duratieve werkwoorden. Ze kunnen, zoals zin 4 en de ongrammaticale zin 5, alleen worden vervoegd met zijn:
4 Kuifje is geslaagd (voor zijn examen).
5 Kuifje heeft geslaagd (voor zijn examen).
Ook dit verschijnsel is in overeenstemming met de voorgestelde betekenissen voor de hebben + voltooid deelwoord- en de zijn + voltooid deelwoord-constructie.
Er doet zich ook een geval voor van een dubbele vervoegingsmogelijkheid, dat verklaard kan worden met het gemaakte verschil in betekenis tussen beide constructies. Het betreft hier de voltooide deelwoorden van overgankelijk gebruikte werkwoorden - dit zijn werkwoorden die voorkomen met een lijdend voorwerp:
6 Kuifje heeft de boom ontweken.
7 De boom is door Kuifje ontweken.
Zin 7 is lijdende vorm, zin 6 de bedrijvende tegenhanger. Dat we zin 7 lijdend opvatten en zin 6 niet, is niet toevallig. De betekenis van de lijdende vorm - het onderwerp handelt niet - is namelijk wel te verenigen met de zijn + voltooid deelwoord-constructie, maar niet met die van de hebben + voltooid deelwoord-constructie. Een proces in het verleden (= hebben + deelwoord) kan nooit in overeenstemming zijn met een onderwerp dat niet handelt (= lijdende vorm), want een proces veronderstelt iets of iemand die de handeling onderneemt. Anderzijds kan een resulterende toestand (= zijn + deelwoord) wel in overeenstemming zijn met de afwezigheid van een handelend onderwerp; een toestand kan zonder problemen aan ieder onderwerp worden toegekend.
A. Koops
student Nederlandse taalkunde
Amsterdam