Ruimte voor creativiteit
Het spreekt vanzelf dat de taaleenheid bestand is tegen bepaalde, kleinere afwijkingen. Vooral op het gebied van het metaforische of overdrachtelijke taalgebruik zou het jammer zijn als taalcreativiteit aan banden zou worden gelegd. ‘Vijgen na Pasen’ is mijns inziens even goed Nederlands als ‘mosterd na de maaltijd’. Ik vind ‘ontvangen worden als een hond in een kegelspel’ uitstekend Nederlands. Ik meen dat Vlamingen net zo goed iets ‘in de pap’ te brokken mogen hebben als ‘in de melk’. Vlamingen steken iemand ‘stokken in de wielen’, Nederlanders ‘spaken’. In Vlaanderen brengt een nutteloos werk geen ‘aarde’ aan de dijk, in Nederland geen ‘zoden’. Is ‘honger als een wolf’ beter dan ‘honger als een paard’? In het Noorden regent het zes weken als het heeft geregend ‘op Sint-Margriet’, in Vlaanderen ‘op Sint-Medard’ (in Brugge zelfs ‘op Sint-Godelieve’). ‘Hij wil katholieker zijn dan de paus’ is een prachtig beeld dat precies uitdrukt wat het wil zeggen, ook al kent het Noorden de uitdrukking niet.
Ik meen zelfs dat er een zekere tolerantie kan zijn voor een beperkte reeks oude en algemeen in het Zuiden bekende woorden die in het Noorden niet voorkomen. Ik denk bij voorbeeld aan de ‘beenhouwer’ die ‘hesp’ verkoopt. Elk taalgebied heeft enkele van die doubletten. De Walen zeggen ‘septante’ en ‘nonante’ in plaats van soixante-dix en quatre-vingts-dix. De Beieren hebben hun Metzger, kopen Semmeln en Knödel, en hun zaterdag heet Samstag, terwijl in het Noordduits Fleischer, Brötchen, Klösse en Sonnabend dezelfde begrippen aangeven. Het moet dan wel om authentieke Nederlandse woorden gaan en niet om half vervlaamste Franse woorden zoals ‘goesting’, ‘vijzen’, ‘toernevies’, ‘mazout’, ‘kamion’ enz.
Zoveel echte Nederlandse woorden die in het Zuiden algemeen gebruikelijk zijn, zijn er echt niet. Talrijke zogenaamd Zuidnederlandse woorden zijn slechts in een beperkt gebied in gebruik. ‘Botermelk’ is Brabants; Vlamingen zeggen evenals de Nederlanders ‘karnemelk’. De Westvlaamse naaister gebruikt evenals de Hollandse een ‘centimeter’ en geen lintmeter.
‘Selder’ is in Oost- en West-Vlaanderen onbekend; West- en Oostvlamingen eten ‘selderie’. Het taaie ‘langs’ (als bij voorbeeld in ‘langs boven’, ‘langs binnen’ enz.) is in West-Vlaanderen onbekend. ‘Terug’ in de betekenis ‘weer’ (bij voorbeeld in ‘hij is terug ziek’) kent een Westvlaming niet.
‘Oom’, ‘zwager’ waren vroeger autochtone Westvlaamse woorden die door de Brabantse ‘nonkel’, ‘schoonbroer’ werden verdrongen.
En dan zijn er de fictieve Zuidneerlandismen zoals ‘gans’, ‘voetpad’, ‘bestuurder’, ‘regenscherm’, ‘duimspijker’, ‘geldbeugel’, ‘bureel’, ‘elektrieker’, ‘mekanieker’, ‘optieker’. Elke Zuidnederlander zegt in zijn dialect: ‘heel’, ‘trottoir’, ‘directeur’, ‘paraplu’, ‘punaise’, ‘portemonnee’, ‘bureau’, ‘elektricien’, ‘mecanicien’, ‘opticien’ enz.