Demagogen en leuzenschrijvers
Bij een onlangs door een reclamebureau uitgeschreven ideeënprijsvraag kreeg de suggestie om in het vervolg de taal van economen, welzijnswerkers, vakbondsleiders en politici te ondertitelen een eervolle vermelding. De deskundologische krachttaal die als een ondoordringbare rookwolk boven het verbale slagveld van de recessie hangt, kan echter niet verhullen dat sommige bevolkingsgroepen danig gepakt worden. Niet alleen de tweeverdieners. Velen worden door de teruglopende conjunctuur in het nauw gedreven. Die gaan dan de straat op om te demonstreren. Hun ongenoegen wordt daarbij vaak verwoord in een krachtige toespraak van een vakbondsman. Zijn toon is dreigend; wanneer hij uitgesproken is, vreest men oproer. Toch is de woordkeus voor die gelegenheid opvallend gematigd en ingehouden.
Zijn dreigementen zijn bij voorbeeld: De maatschappelijke ontwrichting, veroorzaakt door de onzalige ingreep van de regering, valt slecht. De botte bezuiniging is een slechte zaak. De aanval op onze koopkracht moet worden afgeslagen. Wij nemen deze zaak hoog op en zijn er diep door geschokt. Sterker nog: wij zijn vervuld van afkeer en verklaren het herstelplan voor technisch failliet. De eisen van werkgeverszijde zijn onverteerbaar en worden dan ook scherp veroordeeld, want het zijn onoverkomelijke voorwaarden die aan de kaak gesteld moeten worden. Wij spreken het onaanvaardbaar uit. De stemming is geladen. Wij kondigen verzet aan waarbij harde acties niet worden uitgesloten...
Getergde menigten raken door zulke getemperde, maar demagogisch gebrachte dreigementen onevenredig sterk opgewonden: de spandoeken worden uitgerold, de protestmars begint.
Ik vraag me wel eens af wie de in een betoging of prikactie opgevoerde leuzen verzint. Sommige, vaak de raakste, lijken door de demonstranten zelf bedacht. De kreet Voor een dubbeltje geboren, voor een kwartje gepakt ontsproot uit het brein van de pasbenoemde burgemeester van Amsterdam. Toch doet de eentonige felheid van de teksten een professionele ondersteuning vermoeden. Is leuzenschrijver een beroep? Opvallend is hoe vaak i-klanken (als in ikke) op de doeken en borden voorkomen: De bewindsman kan stikken. We vertikken het deze bittere pil te slikken. We zien het niet meer zitten. We pikken het niet langer. De kraan gaat dicht. Het toneel krijgt een tik. De rijmpjes die vaak op de namen der betrokken ministers worden gemaakt, liegen er niet om. Daar is grove taal gans een woedend volk!
Om, dames en heren. te eindigen in een meer opgewekte toonaard ten slotte enige aandacht voor de hoopvollen, de optimisten. Zij constateren dat de recessie niet doorzet, want de conjunctuur is door de bocht. De beurskoersen trekken aan en de investeringsquote zit weer in de lift. Door onze positieve grondhouding kunnen we in het komende traject van het tijdpad kansen oppakken.
Wie zei daar nog iets over taalarmoede?
J.F. Remarque