boom voor zijn slaapkamerraam met b-oo-m uit het boekje wordt niet gelegd en als hij die zelf niet ontdekt, lijdt hij aan symboolagnosie. Trouwens, sommige kinderen groeien zonder bomen op, en hun vriendjes heten ali en ahmed.
Alle kinderen leren uit hetzelfde boekje, in hetzelfde tempo, Ze moeten, liefst tegen Kerstmis, en in ieder geval vóór de tweede klas, kunnen lezen. Een kleine achterstand, door wat voor oorzaak dan ook ontstaan, valt moeilijk in te halen.
Wanneer je onderwijs definieert als vorming, als een bewustwordingsproces, een ontdekkingsreis, dan maak je geen onderscheid tussen technisch, begrijpend en kritisch lezen; het doel van alle lezen is immers een kritisch begrip te krijgen van de wereld om je heen? Je begint dan niet met een woord dat door volwassenen voor je is bedacht omdat je daar gemakkelijk mee leert lezen (denken ze), maar met woorden die voor jou zinvol zijn: je naam bij voorbeeld, of zelfs het woord vleeschhouwer op de ruit van de slager in je straat. Het eerste woord dat een deelneemster aan een lees- en schrijfgroep wilde leren, was weduwe; haar man die al het lees- en schrijfwerk altijd voor haar had gedaan, was pas overleden. De mannen die ik lesgeef, spellen hef-truck-ma-chi-nist en lezen heft ruckchauffeur; ze kunnen aai in ik aai de poes pas lezen als ik er ik aait de poes van maak (het zijn Utrechters). Zinvolheid en betekenis zijn wezenlijke elementen binnen het leesproces.
Jan Rogier over Lau Mazirel, de Amsterdamse advocate die zich haar hele leven heeft ingezet voor de verdediging van slachtoffers van rassen- en groepsdiscriminatie:
Ze is onderwijzeres geworden. Heeft zich als onderwijzeres al bezig gehouden met kinderen die moeilijk leren konden. En die kinderen konden moeilijk leren omdat ze uit minderheidsgroeperingen kwamen. Bij voorbeeld de kinderen met leesblindheid. Ze had kinderen, ook lang na de oorlog, die in woonwagenkampen zaten en die op school leesblind waren, maar bij Lau niet. En dat kwam gewoon door de manier waarop ze met die kinderen wist om te gaan. En het milieu kende.
(vara teksten, uitzending vara-radio zi op 5 en 12 april 1980)
Je begint bij de keuze van een zin-volle wereld, bij de echte boom, en pas daarna komen symbolen aan de orde: het plaatje en de letters. Bij deze benadering, die je vindt bij Freinet-scholen, taaldrukwerkplaatsen en alfabetisering van volwassenen, is minder sprake van leerbarrières: factoren die hierbij een rol spelen, zijn die zinvolle leersituaties, eigen tempo (geen druk van bovenaf), geen uniformiteit (waardoor minder competitie en concurrentie ontstaat), het eigen taalgebruik en de eigen cultuur als beginsituatie, meer zelfvertrouwen (of in hedendaags proza: minder faalangst).
Onderwijs is nooit neutraal, en de keuze tussen onderwijs als kennisoverdracht en onderwijs als bewustwordingsproces is een politieke keuze. En daarmee ben ik terug bij de constatering dat de school een maatschappelijke instelling is die de normen en waarden vertegenwoordigt van de hogere sociale klassen.
Onderwijs als bewustwordingsproces is politiek niet gewenst; kritisch lezen moet zijn voorbehouden aan leerlingen van het Voorbereidend Hoger Onderwijs - kijk maar naar de eisen voor de eindexamens tekstverklaring: een leerling van het lbo hoeft slechts na te vertellen wat er in een tekst staat, een leerling van het vwo mag in een laatste zin de eigen mening spuien.
De school houdt de mythe in stand dat ze selecteert op begaafdheid, maar in wezen selecteert ze op sociale klasse (onthullend hierover is Ad van Gennep in zijn boek Begaafdheid; een hoofdstuk uit de (ortho)pedagogische mythologie. Amsterdam 1981.
Aanvankelijk sprak men van taalachterstand bij kinderen uit de lagere sociale klasse maar deze opvatting is achterhaald door sociolinguïstisch onderzoek: men spreekt nu van taalvariatie, wat wil zeggen dat arbeiderskinderen wel een ander taalgebruik hebben dan kinderen uit de hogere sociale klassen die de standaardtaal hanteren maar zich gelijkwaardig kunnen uitdrukken. De taal van de school is echter de standaardtaal, en dat is een van de vele factoren die selecterend werken. Ook binnen deze context betekent dyslexie niets, of het zou het falen van de schoolse school zijn: de school is kindblind.
Onderzoekers die zich met ‘dyslexie’ bezighouden zonder school en maatschappij hierbij te betrekken, houden zich louter en alleen met hersenonderzoek bezig. Tot nu toe heeft dit onderzoek nog weinig opgeleverd op het gebied van taal in het algemeen, laat staan op het gebied van het lees- en schrijfproces.
Fie van Dijk
Vakgroep Taalbeheersing
Universiteit van Amsterdam