door het Nederlandse mastvoetsleuf of mastvoetslede. Het duidelijkst is misschien nog wel als we de uitdrukking verschuifbare mastvoet gebruiken.
Met het Engelse striping bedoelt de plankenfabrikant het kleurenpatroon dat ter versiering op de plank aangebracht is. Dit woord is niet eens vertaald terwijl de mogelijkheden voor het opscheppen liggen: versiering, plankversiering, sierpatroon, versieringsmotief siermotief en sierstrepen zijn alternatieven bij uitstek.
Het Engelse stringer wordt evenmin vertaald. Dit is een lat die ter versteviging in de lengterichting inwendig in het midden van de plank gemonteerd is: de ‘ruggegraat’ van de plank. Goede Nederlandse woorden zijn in dit geval lengteversteviging of gewoon versteviging.
Het Engelse hump staat voor gebold dek, bolling of bultbolling: goede alternatieven zijn er weer in overvloed. Het shapen van de hump houdt in dat in het dek een bultbolling of bult wordt aangebracht, gevormd of ingeschuurd. Kennelijk is het ook al te veel moeite om deze werkwijze met behulp van Nederlandse woorden te beschrijven.
Rail kunnen we maar beter vervangen door kant of zijkant.
Sinds een jaar of twee is het plankzeilerssociolect de term funboard rijker, een woord dat lekker in de mond ligt hoewel het een melige bijsmaak begint te krijgen. Een funboard moet doorgaan voor een heel bijzondere zeilplank, terwijl bijna elke plank al van dit predikaat voorzien is. Tevens moet van een funboard een uitstraling van puur plezier uitgaan, een ongekend genot dat je aan een ‘gewone’ zeilplank niet zou kunnen beleven. Wie dit woord wil vertalen, heeft de keuze uit de volgende mogelijkheden: lolplank, pretplank, plezierplank, geinplank, keetplank etc. Waarschijnlijk klinken deze woorden de Nederlander even leuk of banaal in de oren als funboard doet in die van de Engelsman.
Het sterkste staaltje van taallafheid ben ik tegengekomen bij een fabrikant die ons clam-cleats wilde laten kopen. Dit woord vindt zijn oorsprong in de Nederlandse scheepvaartterm klamp die de Engelsen in de 17de eeuw hebben overgenomen uit onze taal. Een klamp is een voorwerp waaraan (of waarin) een lijn vastgemaakt kan worden. Het wordt ook wel klem of kikker genoemd. Deze ongezonde manier van leentjebuur-spelen getuigt van minachting voor de moedertaal en gaat voorbij aan ongeveer 300 jaar taalhistorie.
Gijpen betekent voor de wind overstag gaan. Er zijn drie verschillende gijpen die een plankzeiler kan uitvoeren: de slingergijp, de powergijp en de duckgijp. Slingergijp is een Nederlands woord terwijl power- en duckgijp van vreemde bodem zijn. Het essentiële kenmerk van een powergijp is dat de plankzeiler deze uitvoert door met de voeten druk uit te oefenen op de zijkant van de plank. In kantdrukgijp, kant- of drukgijp en voetengijp vinden we dankbare alternatieven. Bij elke gijp komt ‘power’ kijken; de radio zet je tegenwoordig ook al aan met een ‘powerknop’. Straks zitten er op onze fietsen ‘powertrappers’ en ‘powerdynamo's’. Het voorvoegsel ‘power’ komt zo veelvuldig voor dat het nauwelijks kan dienen om verschillende begrippen uit elkaar te houden. In de plankzeilerij komt power voor in combinatie met zowat elk woord: powerset, powervin, powermast, powergiek, powerboard, powersail, powerline, powerpak etc. Een duckgijp - een soort wentelbeweging door het zeil voor langs te halen - roept direct associaties op met eenden. Het is algemeen bekend dat deze watervogels bij tijd en wijle duikelen. Een duikelgijp of duikelaar is dan niet alleen een beter woord maar is ook nog leuker door het speelse karakter en de klankrijkheid ervan.