wadoor, hofnar, namen waarmee zowel mannen als vrouwen kunnen worden aangeduid. Voor beroepsnamen als timmerman en vroedvrouw zouden dus andere moeten worden gevonden.
Het is duidelijk wat de staatssecretaris tot het verlenen van deze opdracht gebracht heeft. Veel vrouwen kiezen tegenwoordig een beroep dat tevoren alleen door mannen werd uitgeoefend en zij - die vrouwen, meen ik - willen voor dat beroep een naam waaraan niet te zien is dat er ‘eigenlijk’ een man mee bedoeld wordt. Een respectabel feministisch verlangen. Maar, hoe respectabel ook, het laat zich niet door een ingreep van hogerhand verwezenlijken, de ‘spraakmakende gemeente’ is er ook nog. En die heeft een sterke behoefte om naast manlijke beroepsnamen vrouwelijke te vormen door middel van een der vele beschikbare achtervoegsels als -e, -es(se), -euse, -ster. Zelfs achter beroepsnamen die zowel een man als een vrouw kunnen aanwijzen plakt men een achtervoegsel om toch maar te laten uitkomen dat een vrouw bedoeld is: artse, doktores, ik heb zelfs eenmaal gaste gezien.
Op wat de kans op succes nog kleiner maakt heeft dr. Kruyskamp in het a.d. al de aandacht gevestigd. Naarmate in de toekomst het aantal vrouwelijke timmerlieden, timmergasten, zo de Emancipatieraad wil, toeneemt, zal de benaming timmerman voor een dan niet meer aan de weg timmerende vrouw gewoner worden.
Maar zover is het nog lang niet.
Misschien is het voorlopig een kleine troost te bedenken dat de oorspronkelijke betekenis van man ook ‘sexeneutraal’ is, nl. mens; zie het Engels.
D. de Vries