Van Woord tot Woord
De twaalf maanden van het jaar
Geen boek van de maand over de natuur, maar een praatje over de namen van onze maanden. December, de tiende maand, is weer voorbij, evenals de negende, de achtste en de zevende maand, november, oktober en september.
Het jaar is verdeeld in twaalf maanden en de twaalfde is de tiende! Vanouds was de maan een tijdmeter. Het woord maan is verwant met meten. Men verdeelde de tijd in maanden, in perioden van de ene volle maan tot de volgende.
Het nieuwe jaar is gekomen met de louwmaand, de maand waarin gelooid werd. Wij spreken van januari, een uit het Latijn afkomstig woord. Januarius was genoemd naar de Oud-italische god van het begin van het jaar Janus, de god van deuren en stadspoorten en van de in- en uitgang, ook in de tijd. Hij werd met twee gezichten voorgesteld omdat hij kon zien in verleden en toekomst. Iemand met een januskop is een dubbelhartig mens.
Februarius betekende in het Latijn ‘reinigingsmaand’. In deze maand, oorspronkelijk de laatste van het Romeinse jaar vonden reinigingsoffers plaats. Bij de Nederlandse benaming sprokkelmaand moet men niet aan ‘sprokkelen’ denken. Vroeger sprak men immers van sporkelmaand of sporkel. Men vermoedt dat sporkel zich aan de Benedenrijn heeft ontwikkeld uit het Latijnse spurcalia, een bij de Latijn sprekende clerus ontstaan scheldwoord (spurcus = ‘smerig, vuil’) voor een zogenaamd ontuchtig volksfeest, een Germaans vrouwen- en vruchtbaarheidsfeest in begin februari. Februari is lang de vrouwenmaand geweest, ook in de katholieke kerk, die in de feestdag van Maria Lichtmis op 2 februari een hoogtepunt ziet.
De eerste maand van het Romeinse jaar, de mensis Martius (vandaar de -t in maart), was gewijd aan de krijgsgod Mars. Karel de Grote noemde deze maand lengizinmonat, omdat de dagen er langer worden. Wij kennen maart nog steeds als lentemaand. Ook het woord april is aan het Latijn ontleend. April is verwant met aperire ‘openen’. De Latijnse benaming voor grasmaand kwam in de plaats van Oostermaand ‘paasmaand’. Mei is genoemd naar Jupiter Maios, de god die groeikracht brengt. Evenals de andere maandnamen is dit woord in de 7de eeuw overgenomen. Na de bloeimaand komt de zomermaand, juni, de maand die naar Juno, de Romeinse beschermster van de vruchtbaarheid, genoemd is. De hooimaand juli heette in het Latijn oorspronkelijk quintilis, de vijfde maand, maar in 44 voor Christus veranderde Julius Caesar de naam van zijn geboortemaand in julius. Over Augustus heb ik het eerder gehad (in november 1980, 49ste jaargang, blz. 105). Wij noemen deze maand ook wel oogstmaand, een woord waarvan het eerste deel zelf een vervorming is van Augustus. Augustus verdrong in het Latijn in 8 voor Christus de naam sectilis (zesde maand) en veel later in onze taal het Middelnederlandse arenmaent ‘oogstmaand’, een woord verwant met het Duitse Ernte en het Engelse earn.
Tenslotte de herfstmaand, de wijnmaand, de slachtmaand en de wintermaand, de vier laatste maanden van ons jaar. Het zal u langzamerhand wel duidelijk zijn hoe ze aan hun namen zoals genoemd in de eerste alinea gekomen zijn. Voor december waren er in het Middelnederlands verschillende vormen mogelijk, o.a. specmaent.
Karel de Grote, noemde december Heiligmonat, naar de geboorte van Christus. Hij was een voorvechter van inheemse namen voor de maanden, maar zoals u hebt kunnen zien is hij in zijn puristische pogingen niet zo goed geslaagd.
Marlies Philippa