Taaleconomie (slot)
In het november- en december-nummer stonden bijdragen over zuinig taalgebruik in spreek- en schrijftaal, bij verbuiging en vervoeging en in woordvorming. De auteur gaat nu verder met ‘groeten’ en eindigt met homoniemen.
Groeten en aanspreekvormen worden vaak vereenvoudigd tot korte woordjes: dag! (= goedendag), morgen! (= goede morgen) n'avend (= goede avond), tot ziens! (= tot wederziens), zeg jô! (= jongen), binnen! (komt u binnen), u (= uwe edelheid, bij Multatuli nog: uwee).
Bij geldswaarden, jaartallen, e.d. spreekt men de in cijfers geschreven woorden verkort uit: f 7,95 als zeven vijfennegentig in plaats van zeven gulden vijfennegentig cent; 1813 als achttien dertien in plaats van achttienhonderd dertien. Een kwartje is een kwart gulden, een dubbeltje een dubbele stuiver en 'n riks is een rijksdaalder. Kwart voor drieën wil zeggen: een kwartier voor drie uur.
De verkorting gaat tenslotte zover, dat alleen de beginletters overblijven en er z.g. letterwoorden ontstaan: eg, tv, btw, hts, enz. Dat men alleen de letters uitspreekt en niet de rest invult, blijkt uit het ontstaan van afleidingen: hts'er (student aan 'n hts), vvd'er (lid van die partij).
Voorvoegsels kunnen wegvallen, zonder dat de betekenis verandert. In afleidingen blijft het voorvoegsel vaak bewaard. Voorbeelden:
Wat let me? (wat belet me). Maar een beletsel is iets anders als letsel.
Ik kan 't niet vatten (voor bevatten), maar wèl: bevattelijk, bevattingsvermogen.
Dat hoef je niet te doen (voor behoef je).
Wèl: ten behoeve van, behoefte.
Dat hoor je niet te doen (voor behoor je).
Wèl: behoorlijk.
Je mag dat boek wel houden (voor behouden). Wèl: behoudend.
Dat portret lijkt niet (gelijkt niet). Wèl: gelijkenis.
Ik voel er niets voor (ik gevoel). Wèl: gevoelens, gevoelig.
Dat lukt je toch niet (gelukt).
Dat is niet zo makkelijk (gemakkelijk).
Wèl: gemak, gemakzucht.
De hele dag gesloten (de gehele dag). Wèl: in 't geheel niet.
Dat kan me niets schelen (verschelen). Dat maakt geen verschil.
Bijwoorden nemen soms de plaats in van werkwoordsvormen. Voorbeelden: Dat boek is pas uit (uitgekomen).
Ik heb het boek uit (uitgelezen).
Ik moet morgen vroeg op (opstaan).
Ik heb het eten al op (opgegeten).
Een bijzondere categorie vormen in dit verband de voornamen. Wilhelmus wordt meestal verkort tot Willem, soms nog verder tot Wim. Barbara wordt Babs genoemd, en zo zouden we nog talloze voorbeelden kunnen noemen. Voor wie er meer wil weten, verwijs ik naar het Woordenboek van voornamen door J. van der Schaar (Aula 76, Het Spectrum 1968), daar vindt men er honderden.
Behalve bij persoonsnamen vindt men dit verschijnsel ook bij plaatsnamen: Den Haag (voor 's-Gravenhage), Den Bosch (voor 's-Hertogenbosch), Gorkum (Gorinchem), enz. Wie hierover meer wil weten zij verwezen naar het Woordenboek der Noord- en Zuid-nederlandse plaatsnamen door J. de Vries (Aula 85, Het Spectrum 1962).