stikke idioot om Nederlands te leren! Had je niks beters kunnen kiezen?’ Als bewaker van de taal is de taalkundige tegelijk taalleraar en taalpolitikus. Welke problemen treft ie aan? We moeten allemaal de volgende dingen leren m.b.t. taal:
1. onze gedachtes logisch ordenen;
2. eenvoudige, goed gebouwde zinnen gebruiken;
3. ook in woordgebruik niet asociaal zijn; voortplanting zeggen (niet: procreatie); vernieuwing (niet: renovatie); het gaat u aan (en niet het regardeert u) enz.
Al die dingen moet de taalbewaker in ieder taalgebied bevorderen. Ik onderbreek m'n opsomming hier even, om die punten uit te werken.
1 en 2: gedachtes logisch ordenen en uitdrukken in eenvoudige, goed gebouwde zinnen. Dat is een eerste voorwaarde waaraan sociaal taalgebruik moet voldoen. Ik moet me als spreker telkens proberen te verplaatsen in de geest van de luisteraar. Ik moet duidelijk zijn, niet onnodig herhalen, ik moet hem niet vermoeien met onaffe of slecht gebouwde zinnen. Je kunt tegen de dokter zeggen:
‘Dokter, m'n dochtertje heeft sinds gisteravond ongeveer 39 graden koorts. Ze heeft na het eten twee keer overgegeven, en had vanochtend diarree.’
Maar je bent asociaal als je zegt:
‘Dokter, nou moet u es luisteren.
Gisteravond komt m'n man tuis, ja, hij was wat later als anders, want hij heeft tegenwoordig nogal es overwerk. Het is op de zaak is het tegenwoordig nogal druk, begrijpt u. Nou, en toen zegt ie ineens, hij zegt: gut, wat ziet Mientje er toch slecht uit.’ Enz. enz.
Een ander voorbeeld: iemand vraagt de weg. Ik kan antwoorden:
‘U loopt rechtdoor tot aan het viadukt, daarna neemt u de eerste straat rechts; dat is de Oostduinlaan.’
Maar ook:
‘De Oostduinlaan, zegt u? Nou, effe kijke, emme, ja, dan ken u het best, nee, toch niet; as u nou eerst rechtdoor loopt eh, ziet u dat viadukt? Nou, as u nou eh, nee, u loopt gewoon rechtdoor enne...’ enz.
Ik moet zeggen dat ik dat laatste type antwoord in Nederland vrij vaak tegenkom, en vrijwel uitsluitend het eerste type in Frankrijk. Ook bij jongere Franse kinderen valt de goeie taalbeheersing heel sterk op. In Frankrijk is taalkultuur, in Nederland bijna niet.
Een ander voorbeeld: ik kan me geen Franse of Waalse tv-uitzending herinneren waarin een spreker onaffe zinnen maakte, zeker een beroeps-verslaggever niet. Dat alles dan ook nog bij een vrij hoog spreektempo. En nu laat ik een bekende vpro-verslaggever uit Welingelichte kringen aan het woord (een beroepsman dus). Hij zegt:
‘nee, dat is jammer, dat is nieuws, eh meneer Hogevest eh, we moeten nog wat onderwerpen bespreken, 't is al weer eh...
't is bijna tijd zeker
5 uur 27 geworden, dus eh we sluiten eh dit gesprek, overigens zeer interessant maar af
ja
dus eh hartelijk dank’ enz.
En een politikus zegt:
‘nou eh, dat is in dit verband eh dacht ik eh bepaald niet te vrezen, omdat eh, naar ons oordeel toch wel dat regeerakkoord een eh vrij evenwichtige indruk maakt’ enz.
Een andere vergelijking. Een jaar of wat geleden moest de typiste van een Eindhovense th-prof. een band uittikken met een diskussie tussen hoogleraren en mensen met een soortgelijk iq. Om de haverklap moest ze naar d'r baas lopen om te vragen hoe ze fatsoenlijke zinnen moest maken van het zinswrakhout op de band.
Daartegenover stel ik een improvisatie van enkele Duitse joernalisten die tijdens een tv-uitzending vragen kregen over hun ervaringen aan het front in de laatste oorlog. Ik heb ongeveer drie kwartier gelet op de zinsbouw tijdens die improvisaties, en ik schat dat ik niet meer als eens per 5 tot 7 minuten een foute zin noteerde. Het spreektempo was overigens niet abnormaal laag.
Ik kom nu aan punt 3: asociaal woordgebruik. Meneer Dorknoper is een naïeve pronker, hij gebruikt dus schaamteloos asociale taal; dan kun je goed horen, hoe belangrijk ie is, hoe ver verheven boven het gewone publiek. Hij zegt dus renoveren, regarderen, intentioneel enz. en de joernalist Argus doet dat braaf na.
Niet alle geheimtaal-schrijvers doen dat opzettelijk. Maar sinds Vondeling en Renkema een geslaagde poging hebben gedaan om de Troonrede in sociale taal te schrijven, mogen we toch van een flinke verbetering spreken.
Een groot probleem blijft ongetwijfeld dat het vaak om hele moeilijke technische kwesties gaat. Dat mag een ekskuus blijven voor falen op dit punt. Maar het moet zo min mogelijk gebeuren.
Ook het zakenleven zondigt heel vaak heel zwaar door asociaal taalgebruik. Ik citeer een advertentie waarin iemand dit aanbiedt: Kalbsleberwurst, Fleischwurst, Kartoffelsalat, Wiener Würstchen, Bierwurst en Bauernmettwurst. De firma en de krant heten niet respektievelijk Albrecht Heinrich en Neue Rotterdamer Zeitung (zoals u natuurlijk dacht), maar - merkwaardig genoeg - Albert Heijn en Nieuwe Rotterdamse Courant! Nu blijkt ook waarom we zoveel Duits moeten leren: om te kunnen begrijpen wat Nederlandse firma's in Nederlandse kranten aan Nederlandse klanten te zeggen hebben. De bezetting ligt alweer tè lang achter ons.
Natuurlijk is kennis van een bepaalde hoeveelheid Engels voor een aantal Nederlanders absoluut nodig, maar ons onderwijs zou aanzienlijk kunnen besparen door zich op één internationale taal te richten (het Engels natuurlijk), en om dat in Frans en Duits aanzienlijk in te krimpen. Ook onze kontakten met Frankrijk en Duitsland zouden in veel gevallen in het Engels moeten gebeuren.
Asociale taal schrijven en spreken ook notarissen en advokaten vaak. Maar in een aantal gevallen hebben ze een geldig verweer: juridische geheimtaal is vaak onontbeerlijk om waterdichte formuleringen te krijgen in de wet en in vonnissen. Toch heb ik nog geen Vondeling onder de juristen op zien staan, die duidelijk zegt: ‘Schrijf graag en niet gaarne, schrijf als en niet indien, schrijf toch en niet desalniettemin.
Me dunkt dat je ook testamenten, vonnissen en wetsartikelen in kortere zinnen kunt formuleren en met modernere woorden als nu nog gebeurt.
Maar over dit onderwerp kun je dagen en dagen als taalkundige met juristen discussiëren, in goed gebouwde zinnen uiteraard, dus in sociale taal.
Ik kom nu aan een paar punten die specifiek zijn voor ons taalgebied. Wat is een taalgebied? Een streek waarbinnen de mensen - grof gezegd - dialekten en/of een ab spreken van een bepaald type. Zo heb je een gebied met Franse dialekten, dat - afgezien van een stukje in Kanada - een groot deel van Frankrijk omvat, een deel van België en een deel van Zwitserland.