Niettan?
Amsterdams en Rotterdams
Herkomstig uit Amsterdam en al geruime tijd in Rotterdam wonend, hoor ik nog steeds merkwaardige uitdrukkingsverschillen tussen beide plaatsen. Een paar dagen oplettendheid ten aanzien van het taalgebruik langs de Maas leverde de volgende notities op.
Wat men in hoofdstad onder een gracht verstaat heet hier onveranderlijk een singel. Een Amsterdamse bakfiets is aan de Maas een onbekend voertuig, maar een kerrie/carry kan iedereen direct aanwijzen, terwijl elk vaartuig tussen kano en supertanker met boot bestempeld wordt.
De kwalificatie brutaal of eigenwijs/agenwaas wordt in Rotterdam al gauw bijdehand, wat nogal verrassend werkt zolang bijdehand ook als gis/gers te boek staat. En als verduidelijking wenselijk is vraagt men niet hoezo? of hoe bedoelt U? maar: wel?
Een Amsterdamse helling, die ik daar wel hoorde benoemen met hogie, staat hier bekend als een hol, maar aan dit woord wordt aan het IJ een heel ander begrip gekoppeld.
Wat de meeste Amsterdammers als leuk ervaren vinden Rotterdammers gewoon echt. Dat kan eveneens tot misverstanden leiden bij een ex-Mokummer die ook minder vaak zal praten over de middenstraat of een dokteres.
De vaak wat verontwaardigde toon van het platte Amsterdams heeft een beetje zangerig Rotterdams equivalent, waarbij bevestigende volzinnen nogal eens worden afgerond met een melodieus niet dan?
Hoewel hij het meesterschap op dit terrein van bijvoorbeeld Hagenaars mist, kan ook de Rotterdammer goed brouwen en woorden als bierbrouwerij, chirurg of verregaand komen dan even vreemd terecht als de fameuze krotenkoker uit Crooswijk of Feijenoord/Faaienoogd.
Opvallend is de Rotterdamse gewoonte om het voorzetsel van te gebruiken waar dit niet hoeft en om het juist achterwege te laten, zelfs in eigennamen, waar het thuishoort: Toorn (de fa. Van Toorn); Meer & Schoep (Van der Meer & Schoep); meneer Laar, hij kan er niet van buiten!
In de Maasstad hoort men dikwijls willekeurige werkwoorden met een voorafgaand doen als 't ware versterken.
Aldus doe ik vaak hele zinnen opschrijven en later doe ik dan weer wat doorstrepen... Een echt Rotterdamse vermomming voor de zin: ‘Hij had er belangstelling voor’ luidt dan: Hij deed er z'n eigen voor interesseren. Voor een taalgevoelig mens klinkt zoiets bepaald niet echt.
Dit alles is slechts een greep, er is waarschijnlijk veel meer. De Amsterdamse voorkeur naar een taartje gaat bij de Maasstedeling uit naar een gebakkie. In Rotterdam spreekt men ook eerder dan aan het IJ van peen-en-uien in plaats van hutspot, veeleer van poes dan van schimmel, eerder van kroten dan van bieten, eerder van konen van van wangen en vaker van koters dan van kleine kinderen en men vraagt: waar is dat nodig voor?
Soms is het louter een kwestie van accent of voorkeur ten aanzien van in beide steden gebruikte uitdrukkingen. Ook bestaan er gezegdes, waarvan ik betwijfel of ze specifiek Amsterdams of Rotterdams zijn. Zo kan men hier (b.v. na bezoek aan een dokteres) iemand niet zelden horen verklaren dat de kwaal naar binnen geslagen of zelfs door het bloed geslagen is. Een hier veelbeluisterde contaminatie als onderlaatst zal ook tot de welhaast nationale taalmishandelingen behoren.
In elk geval zijn veel taalverschillen even duidelijk als verschillen in volkskarakter en er zal ook wel verband bestaan. Maar er berust ook veel op fabels, zoals de zogenaamde Amsterdamse humor en de zogenaamde Rotterdamse energie.
Tenslotte ben ik nog voldoende Amsterdammer om ervan overtuigd te zijn dat er maar één Mokum is, maar tegelijk al voldoende Rotterdammer om het hier oh zo echt te vinden. En wel met Faaienoogd. Niettan?
G. L. van Laar
directie-secretaris, Rotterdam