Het rijmschap
Je hebt nog van die mooie plekjes in de natuur,
en er zijn onder de vrouwen ware schoonheden,
dit wordt of is een vergelijkings overeenkomst puur,
want de natuur en vrouwen worden vaak aanbeden.
U zult een zondagsdichter niet gauw op raadselachtigheid betrappen. Hij kiest goed zichtbare onderwerpen, beschrijft die waarheidsgetrouw en kondigt ze ook expliciet aan. Dit Bergse gedicht heet Vrouwen en de natuur!! en weidt daar dan ook over uit. Het achtste couplet vertelt ons Golvende duinen, een mooi en rein strand, / een kabbelende zee en een zwoele wind, / wiegende damesheupen, het smeedt een band, / die men dikwijls zeer verwonderend vindt!
Wat Ivo al opmerkte, blijkt ook hier: de eerste regels van tekstonderdelen ontstaan geheel uit inspiratie, zijn dus mooi en worden absoluut niet veranderd; de volgende regels moeten maar zien dat ze rijmen. De vakman begint liefst achteraan, en soms moet de amateur dat ook doen - als hij naar een bepaald trefwoord, een naam bijvoorbeeld, toeschrijft.
De deftige dame in haar liefhebberijpels / Brengt natuurlijk haar stem uit op Ed Nijpels.
Jan Claasz. Schaap was verstechnisch redelijk geschoold, heeft u gezien. Toch straalt zijn werk dezelfde argeloosheid uit. Poëtische trucjes en gimmicks zijn hem vreemd, en hij valt liever dood dan hermetisch, experimenteel, sensitivistisch etc. uit de hoek te komen. Hij neemt iets waar - 't Gezichte van een hovaardige Meid, en een sober Man, in regenachtig weder of de gelegentheit van een klomp Aarde in de lucht te werpen - dat hem tot een Bedenking op brengt; maar eerst licht hij ons terdege in over de aanleiding.
Ik zag eens (als ik quam gegaan) / Een Schaap met jonge Lamm'ren staan: / Het Schaap dat wierdt gejaagt (zo 't scheen) / Dies liep het vaardig ginter heen; pas als het ons alles helder voor ogen staat, komt zijn overpeinzing, altijd wijs, deugdzaam en vooral godvruchtig.
Op dit gezicht viel in mijn zin, / Dat daar stak deze Leering in: / Godts zoon die is ons voor gegaan, / Als 't Schaap de Lammers heeft gedaan, en helemaal aan het eind citeert hij enige relevante bijbelteksten.
Bij hem en bij alle zondagsdichters speelt het universeel inzetbare rijm een grote rol. Ziet u in een club- of personeelsblad een versregel op -ier, -heid of -aren uitkomen, dan kunt u veel vertier (plezier), resp. hetgeen ons allen zeer verblijdt en en dan wil ik u verklaren voorspellen.
Nu laat ik Ivo weer aan het woord (die ons allen zeer bekoort).
H.H. Polzer
•
Kees Fens schreef in de Volkskrant een mooi artikel over De behoefte aan gemeenplaatsen. Fens zegt (ik parafraseer):
‘Een zondagsdichter vertaalt zijn gevoelens in clichés, zijn particuliere lezer decodeert die clichés weer tot gevoelens. Originaliteit bemoeilijkt het terugvertalen en is daarom uit den boze. De zondagsdichter schrijft voor een gepreconditioneerde echoput.’
Elles verloor haar geliefde. Zij huurde een halve kolom Gooi- en Eemlander en liet daar haar vers Mijn sterretje afdrukken: liefst 56 rijmende regels. Een sprokkeling:
Mijn ster, mijn lief is weggegaan, Nooit ben ik hier zo eenzaam blijven staan.
Ik hoop, dat hij die haar nu krijgt, Veel met haar praat en nimmer zwijgt. Dat hij haar leven maken zal heel fijn, En haar beschermen zal voor zielepijn. Zij heeft al veel te veel geleden,
Ik hoop dat dat gauw hoort tot het verleden.
Alleen moet ik nu verder gaan,
En voor haar op beide benen blijven staan.
Elles op jacht naar haar echo. Geen radelozer mens dan een zondagsdichter zonder klankbord. Een full-time poëet wacht naast zijn bundels op aandacht, koopkracht en begrip van anonieme lezers. Een zondagsdichter schrijft voor intimi, hij weet dat hij begrip zal vinden en de benodigde aandacht koopt hij desnoods zelf. De wanhopige Elles kocht 56 regels. ‘Spotlach of schaamrood’, vraagt mijn hovaardige brein. ‘Geen van beide’, antwoordt mijn kleine hart.
Ivo de Wijs