Boekbespreking
Dr. P. van Hauwermeiren, Leesbaar Nederlands, handleiding voor het begrijpelijk formuleren van schriftelijke informatie, Malle 1981, Uitgeverij De Sikkel.
Leesbaar Nederlands van Van Hauwermeiren is bedoeld voor iedereen die uit hoofde van zijn studie of beroep informatieve teksten van enige omvang moet schrijven. De ondertitel van het boek geeft het beperkte bereik van de daarin aangegeven schrijfadviezen goed aan: ‘handleiding voor het begrijpelijk formuleren van schriftelijke informatie’. Een begrijpelijke tekst is voor Van Hauwermeiren een tekst die de lezer volledig begrijpt zonder dat hij daarvoor merkbare inspanning hoeft te leveren. Een tekst dus, die gemakkelijk leesbaar is, bij voorbeeld doordat er geen zinnen in voorkomen met zo'n ingewikkelde structuur dat men ze een paar keer moet overlezen voor men ze begrijpt, èn die toegankelijk is voor het bedoelde publiek. De toegankelijkheid van een tekst komt bij voorbeeld in gevaar als er woorden in voorkomen die de lezer niet kent. Als de lezer de betekenis van die woorden niet uit het verband kan afleiden komt hij, hoeveel inspanning hij ook levert, niet tot volledig begrip van de tekst.
Alle 25 schrijfadviezen die Van Hauwermeiren geeft zijn erop gericht auteurs ertoe te brengen teksten te schrijven die in de genoemde twee opzichten begrijpelijk zijn. Dat betekent dat Van Hauwermeiren zich met minder aspecten van het schrijven bezighoudt dan in handleidingen voor het schrijven gebruikelijk is. Hij geeft geen adviezen die de aantrekkelijkheid van teksten zouden kunnen verhogen, laat zich niet uit over taalfouten en het vermijden daarvan, en besteedt slechts één bladzijde aan het werk dat een auteur vóór het eigenlijke schrijven moet verrichten: nadenken over de inhoud, een concept maken, materiaal verzamelen. Op spelling en interpunctie gaat hij niet in.
Van Hauwermeirens boek bestaat, op een korte inleiding na, uit drie hoofdstukken. Daarin worden adviezen gegeven voor respectievelijk woordkeus, zinsbouw, en de inrichting van grotere tekstgehelen. Voordat hij tot een bondig geformuleerd advies komt, bijvoorbeeld ‘Gebruik geen synoniem voor zakelijke begrippen’, zet Van Hauwermeiren uiteen waarom het naar zijn mening zinnig is zich aan het advies te houden. Het boek bevat veel voorbeelden waaruit moet blijken dat teksten waarin tegen de adviezen gezondigd wordt niet zo begrijpelijk zijn als teksten die de kenmerken vertonen waarop de adviezen aandringen.
Enigszins merkwaardig in het hoofdstuk over woordkeus is de paragraaf over ‘specificerende woorden’. Een woord als ‘voetgangster’ is op de punten sekse en wijze van voortbewegen specifieker dan ‘weggebruiker’. Van Hauwermeiren adviseert auteurs bij voorkeur specifieke woorden te gebruiken, maar daarbij niet te overdrijven. ‘Weggebruiker bij verkeersongeluk om het leven gekomen’ als kop in de krant vindt hij niet specifiek genoeg. Hij prefereert ‘Voetgangster door slippende vrachtwagen doodgereden’. Het voordeel van deze laatste kop is volgens hem dat de lezer het ongeluk dan als het ware vóór zijn ogen ziet gebeuren. Niet iedereen zal daar behoefte aan hebben.
In het hoofdstuk over zinsbouw spreekt Van Hauwermeiren zijn afkeuring uit over verschillende soorten zinnen die, meer door hun structuur dan door hun lengte, moeilijk leesbaar zijn. Hij wijst onder andere de volgende zin af:
De achtergrond van het opstellen van een dergelijke ontwerpresolutie die overigens bij een deel van de PvdA-fractie als een zeer onwelkome bom in de door de opiniepeilingen toch al geteisterde gemoederen is ingeslagen, is ongetwijfeld te vinden in de afkeer in bestuurskringen van de PvdA van het compromissenbeleid uit de vijftiger jaren toen in de rooms-rode coalities de rode wijn met heel wat wijwater moest worden aangelengd.
Een dergelijke zin vergt de nodige inspanning van de lezer. Als er veel van dat soort zinnen in een tekst voorkomen kan die er ontoegankelijk door worden voor een lezer die niet erg gemotiveerd is, of weinig leeservaring heeft. Als verbeterde versie van deze zin presenteert Van Hauwermeiren:
De achtergrond van het opstellen van een dergelijke ontwerpresolutie is ongetwijfeld te vinden in de afkeer in bestuurskringen van de PvdA van het compromissenbeleid van de jaren vijftig toen in de rooms-rode coalities de rode wijn met heel wat wijwater moest worden aangelengd. De ontwerpresolutie is overigens bij een deel van de PvdA-fractie als een zeer onwelkome bom ingeslagen in de gemoederen, die door de opiniepeilingen toch al geteisterd zijn.
Van Hauwermeiren stelt deze verbeterde versie (die naar zijn mening nog verdere bewerkingen moet ondergaan) niet zonder meer naast de eerste, maar geeft een herschrijvingsprocedure in vier stappen die tot de produktie ervan moet leiden. Deze luidt:
1. We herschrijven de beknopte bijzin als een bijzin met een uitgedrukt onderwerp en een persoonsvorm.
2. We plaatsen deze bijzin naast zijn hogere zin.
3. We zetten het antecedent uit de hogere zin zo dicht mogelijk bij het betrekkelijk voornaamwoord uit de bijzin.
4. We splitsen de zin in tweeën.
Het begrijpen en uitvoeren van deze in het boek natuurlijk wel toegelichte procedure zal de niet taalkundig geschoolde gebruiker van Van Hauwermeirens boek lastig vallen. Het hoofdstuk over zinsbouw is voor zo'n gebruiker verreweg het moeilijkste hoofdstuk van het boek.
Over het algemeen kan men zeggen dat Van Hauwermeiren een bruikbaar boek heeft geschreven voor een vrij klein publiek. Een publiek namelijk dat in staat is tot het schrijven van de in deze recensie geciteerde slecht leesbare zin, en tot het volgen van Van Hauwermeirens uiteenzettingen daarover. Het boek is vooral bruikbaar door de vele voorbeelden van begrijpelijk en minder begrijpelijk taalgebruik. Aan de adviezen zelf heeft men soms niet veel. Wat moet een auteur met ‘Vermijd woorden die te veel of te weinig specificeren’? Er staan ook adviezen in die aanvechtbaar zijn, bijvoorbeeld ‘Zet de belangrijkste informatie van de alinea op een opvallende plaats: dat is vooraan of achteraan’.
Jammer is dat Van Hauwermeiren nauwelijks aandacht besteedt aan zinnen die lastig kunnen zijn doordat ze voor meerderlei uitleg vatbaar zijn. Een voorbeeld van zo'n zin is ‘Alleenwonen is slecht voor de gezondheid’. Als uit het verband niet duidelijk wordt wat de auteur bedoelt staat de lezer voor een aantal vragen; onder andere voor de vraag of de auteur met ‘alleenwonen’ bedoelt: zonder partner, of: van iedereen geïsoleerd.
J.H. Maureau
Universiteit van Amsterdam
afd. Taalbeheersing