Bezit gij uw ziel in lijdzaamheid?
Wanneer we de uitdrukking ‘zijn ziel in lijdzaamheid bezitten’ in een woordenboek opzoeken (b.v. Van Dale), dan vinden we als omschrijving ‘het gelaten aanzien, zich niet boos maken’. Ook Stoett (Nederlandse Speekwoorden en Gezegden) verklaart dit als ‘gelaten dulden wat nu eenmaal onvermijdelijk is’ en verwijst daarbij naar Lukas 21 vers 19.
In de Statenvertaling van 1637 lezen we inderdaad: ‘Bezit uwe zielen in uwe lijdzaamheid.’ Maar alle nieuwere vertalingen geven hier in plaats van ‘lijdzaamheid’ woorden als volharding, standvastigheid of omschrijven ‘Door te volharden zul je je leven redden’ (Groot nieuws voor u).
Het gaat hier om de vertaling van het Griekse woord ‘hypomone’, dat in de woordenboeken wordt weergegeven door: volharding, geduld, standvastigheid. De Vulgata (de Latijnse bijbelvertaling, die teruggaat tot de kerkvader Hiëronymus) heeft hiervoor ‘patientia’, dat we herkennen als het Franse ‘patience’, geduld. (Denk ook aan het geduldspel ‘patience’.)
Nu menen sommigen, dat de Statenvertalers hier een fout hebben gemaakt en dat hierdoor deze uitdrukking in onze spreektaal zou zijn overgegaan. Ik ben echter van mening, dat in de 17de eeuw het woord ‘lijdzaamheid’ een andere betekenis had dan die wij er nu aan hechten. Het betekende toen ‘geduld’, samenhangend met ‘dulden’, dat synoniem is met ‘lijden’. Bedoeld was: uithoudingsvermogen. (De Friese vertaling in De helpende hân luidt: ‘Troch ût to hâlden winne jimme jim libben’.)
W.B. Rombouts
Den Haag