| |
| |
| |
Stijloefeningen
Misschien herinnert u zich nog stijloefeningen uit uw schooltijd. Dat ging vaak zo: Bedenk zelf zinnen waardoor het verschil duidelijk wordt tussen ‘brutaal-vrijmoedig-vrijpostig’. Of u kreeg een invuloefening waarbij u de volgende vijf woorden moest gebruiken: blijkbaar, schijnbaar, klaarblijkelijk, ogenschijnlijk en waarschijnlijk. Met Stijloefeningen worden echter andere stijloefeningen bedoeld, namelijk van de Fransman Raymond Queneau, in het Nederlands vertaald door Rudy Koesbroek (Amsterdam, De Bezige Bij 1978). Een voortreffelijk boekje!
Het merkwaardige is dat er in Stijloefeningen maar één verhaaltje staat, en dat verhaaltje is bovendien nog tamelijk onbenullig. Het zou als volgt samengevat kunnen worden:
Er zit een man in de tram, in het spitsuur (lijn 16 in Amsterdam). Hij ziet een figuur die opvalt door een lange nek en een gekke hoed. Die figuur maakt ruzie met een medepassagier die tegen hem aanbotst. Maar die ruzie zet niet door, en de figuur gaat zitten. Later op de dag ziet die eerste man dezelfde figuur bij toeval weer. Er staat dan iemand bij hem die zegt dat er een extra knoop aan zijn jas moet.
Einde verhaal. Maar nu begint het pas. Want dit verhaaltje wordt op 99 verschillende manieren verteld.
Hier twee voorbeelden uit de uitgave van Rudy Koesbroek.
| |
Notaties
In lijn 16, op het spitsuur. Een kerel van zowat zesentwintig, slappe vilthoed met een koordje er omheen inplaats van een lint, nek te lang alsof er aan getrokken was. De mensen stappen uit. De figuur in kwestie valt uit tegen een passagier naast hem, die hij ervan beschuldigt tegen hem op te botsen telkens als er iemand langs komt. Bedoelde bits te klinken maar de toon is eerder huilerig. Ziet een zitplaats vrij komen en schiet er op af.
Twee uur later kom ik hem tegen op het Jan Willem Brouwersplein, bij het Concertgebouw. Hij is in gezelschap van een kameraad die tegen hem zegt: ‘Je zou een extra knoop aan je overjas moeten laten zetten.’ Hij wijst aan waar (bij de uitsnijding) en waarom.
| |
Te gek
Helemaal te gek, sta ik in de tram, weet je wel, zie ik een kerel, helemaal te gek, met zo'n nek, te gek, je weet niet wat je ziet, heeft-ie ook nog zo'n maffe hoed op z'n kop, met zo'n touwtje d'r om, weet je wel, helemaal te gek. Nou en 't is spitsuur, te gek, hardstikke druk, dringen geblazen weet je wel, en die kerel, die kerel met die nek, die begint in enen te mekkeren, helemaal te gek, dat er iemand op zijn tenen staat, met opzet weet je wel. Nou en net als-ie stennis wil gaan maken komt 'r een plaats vrij, helemaal te gek, waar die op gaat zitten, weet je wel.
Twee uur later zit ik weer in lijn 16, staan we stil aan de halte, bij 't Concertgebouw weet je wel, kijk ik naar buiten en helemaal te gek! Zie ik weer diezelfde vent! Die kerel met die nek weet je wel, staat-ie te praten met een vriend van 'm. Te gek. Hoor ik die vriend zeggen of-ie z'n bovenste knoop niet een eind kan verzetten, naar boven weet je wel, helemaal te gek.
Het verhaal kan dus spookachtig verteld worden of in de vorm van een sonnet, of vol germanismen of in het Afrikaans.
Waarom publiceerde Kousbroek 99 variaties? Opdat wij gestimuleerd worden tot variatie 100, 111, 144 enz. De samenvatting die ik gaf is te saai om nummer 100 te krijgen. Bovendien is een samenvatting niet goed mogelijk, omdat er geen oertekst bestaat. Er zijn wel een paar variaties die in de buurt komen, maar er mag best iets aan de tekst worden veranderd. Merk ook op dat het niet precies duidelijk is wat er gebeurt. Wordt de figuur met de lange hals opzettelijk op zijn tenen getrapt of niet?
Hieronder ter Stimulans twee eigen variaties. De eerste is ietwat gekunsteld een bepaalde woordsoort komt niet voor. De tweede is in de stijl van het kinderboek Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt.
| |
Onvoeglijk
Omstreeks het middaguur was het. De zon brandde en ik zat in de tram. Passagiers werden weer op elkaar geperst. Naast mij stond een jongeman die opviel door zijn hoed en zijn nek. Om zijn hoed zat een koord in plaats van een lint. En zijn nek had een lengte, buiten alle proporties! De jongeman met de koordhoed voer uit tegen een medepassagier: ‘Ga van mijn tenen af. Ik wil hier ook een plaatsje.’ Je zag dat hij wou gaan scheiden maar hij verviel bijna in huilen. Al gauw stond er iemand op zodat hij kon gaan zitten. 's Middags zag ik hem weer op het Jan Willem Brouwersplein, bij het Concertgebouw. Hij was in gezelschap van een kameraad. In het voorbijgaan hoorde ik dat die kameraad zei dat hij een knoop aan zijn overjas moest laten zetten.
| |
Ruzie in de tram
Gaan jullie mee, vraagt moeder. We gaan boodschappen doen.
Hoe kan dat nou! roept Jip. De fiets is toch kapot.
We gaan vandaag met de tram, zegt moeder.
Hoi, schreeuwt Jip, Ja fijn, roept Janneke.
Het is druk in de tram! O, wat is het druk in de tram. Oei, zegt moeder, wat is het warm. Maar Jip en Janneke vinden het fijn.
Op alle stoelen zit al iemand. En er moeten nog veel mensen naar binnen. Die moeten blijven staan.
Kijk eens, kijk eens, joelen Jip en Janneke. Die meneer. Wat een lange nek. Het lijkt wel een giraffe.
Moeder krijgt een kleur en fluistert: sstt, dat mag je niet zeggen. Maar de meneer hoort gelukkig niets.
Waarom heeft die meneer een touw om zijn hoed, moeder? vraagt Jip.
Maar moeder kijkt naar buiten.
Dan stopt de tram. Nog een keer stoppen zegt moeder. En dan zijn we er. Mag ik op de knop drukken? vraagt Janneke.
Plotseling wordt de giraffe-meneer heel boos. Hij schreeuwt allemaal lelijke woorden naar de meneer naast hem. Jip en Janneke kijken verschrikt. Waarom maken ze ruzie, moeder? vraagt Janneke.
De andere meneer trapte hem op zijn tenen, zegt moeder.
Dat is gemeen! zegt Jip.
Nou, dat kan toch ook per ongeluk, roept Janneke. Het is ook zo vol hier. Dan komt er een stoel vrij. En de boze meneer gaat zitten. Door de ruzie vergeet Janneke helemaal op de knop te drukken.
Kom, zegt moeder, we moeten er uit. Als ze klaar zijn met boodschappen doen, gaan ze weer in de tram. Maar nu is de tram bijna leeg.
Jip en Janneke mogen bij het raam zitten. O kijk eens! roept Jip. Ik zie die boze giraffe-meneer.
De tram stopt. Nu kunnen ze hem goed zien.
En ja wel, op de stoep staat de meneer met de lange nek.
Naast hem staat weer een andere meneer. Met een knoop in zijn hand. Dat lijkt wel een kleermaker, zegt Janneke.
Ja, zegt moeder, die meneer met die lange nek heeft geen knoop boven aan zijn jas.
Maar de tram rijdt al weer verder. Ik wil geen kleermaker worden zegt Janneke. Ik word conducteur.
| |
| |
Dat kan niet, zegt Jip. Meisjes worden geen conducteur.
Jawel gilt Janneke. Nietes schreeuwt Jip.
Stil nou, zegt moeder. Moeten jullie nu ook al ruzie maken in de tram?
Kom, we zijn er. Ga thuis maar tramconducteurtje spelen.
Genoeg variaties om zelf aan de slag te gaan. Vertel het verhaal in uw eigen dialect. Of stelt u zich op het standpunt van de journalist, de politicus, de marktkoopman, de mode-ontwerpster. De redactie is zeer benieuwd naar uw variatie.
Prijzen? Nee. Schrijfplezier? Jazeker! En alle lezers van Onze Taal mogen meegenieten van de beste inzendingen: Die inzendingen worden dan aangeprezen met deze variatie van Queneau-Kousbroek.
| |
Flaptekst
In dit meeslepende verhaal, geschreven in zijn eigen onnavolgbare stijl, toont de befaamde schrijver X - een geboren verteller die al verschillende bestsellers op zijn naam heeft staan - ons weer een aantal uit het leven gegrepen karakters. De held van dit verhaal, dat toegankelijk is voor de lezers van elke leeftijd, ontmoet in een tram een geheimzinnige persoon, die ruzie zoekt met een willekeurige passagier. In de slotperiode komen wij deze raadselachtige figuur weer opnieuw tegen; ditmaal Staat hij uiterst aandachtig te luisteren naar de raadgevingen van een van zijn vrienden een verfijnde meester-dandy. Het geheel blijft de lezer bij als een machtig epos, door de schrijver X met meesterhand geciseleerd.
J.R.
|
|