Even kijken of ik je goed begrijp
Anderstalige kinderen leren Nederlands
Op elke honderd lagere-schoolkinderen zijn er vijf die het Nederlands niet als moedertaal hebben. In Rotterdam zal in 1990 - zo verwacht men - een derde van de lagere-schoolbevolking uit ‘anderstalige’ kinderen bestaan. De minderheden vormen hèt probleem voor het onderwijs van nu en morgen en overmorgen. Taal is ook hier weer een zeer belangrijke factor. Hoe leren Turkse, Marokkaanse en andere kinderen onze taal? De fout en in het gespreksfragment van het Turkse meisje Güle, zijn stappen in de goede richting. In dit artikel onder andere tweede-taalvernieuwing als creatief proces, waarbij ook interferentie - een technische term voor ‘invloed van de eerste taal’ - een rol speelt. Nuttige achtergrond-informatie, opdat zij en wij beter taalcontact krijgen!
Het aantal anderstaligen in Nederland is vanaf de jaren zeventig enorm toegenomen. Vooral in het onderwijs heeft die toename problemen veroorzaakt. Want ongeveer 2% van de bevolking bestaat uit gastarbeiders, maar het percentage gastarbeiderskinderen op de lagere scholen is ongeveer 5. Natuurlijk is het zo dat in Nederland al vele jaren anderstaligen aanwezig waren - Chinezen, Polen, mensen uit de koloniën - maar hun relatieve aantal was gering, en... ze leverden geen problemen op voor de meerderheid. Òf ze wilden zo snel mogelijk in de Nederlandse maatschappij integreren - Duitse dienstmeisjes, gevluchte Polen - òf ze bemoeiden zich alleen met zichzelf -de Chinezen. Maar nu er steeds meer anderstalige kinderen op de scholen komen - één derde van de lagere-schoolbevolking in Rotterdam in 1990 - zitten scholen met grote problemen. Er zitten in de klassen te veel kinderen die het onderwijs niet meer kunnen volgen. Eén kan de leerkracht nog wel apart helpen, maar tien niet meer. Er werden extra leerkrachten aangesteld, speciaal voor anderstalige kinderen. Ze gingen (en gaan) met de kinderen werken, en hoorden dan dit:
(Güle, een Turks meisje van 12 jaar, dat 2 jaar in Nederland is, vertelt een verhaal aan leerkracht Marianne)
M. Vertel mij maar dat verhaal
G. Oh, lange die!(...)nog eh die meisje was die vader hem is haar is vader
M. Ja
G. En die was eh heel kapitalist hè en die woon in een zee en die woon in een kasteel, gouden kasteel
en die zusje woont in een zilver kasteel (...)
en eh alles en nog zusje en die woont andere
die woon eh weinig geld die woon andere (...)
M. Ja
G. En die wil de vader terug weet eh niet ik
Ik heb zo gehoord
En hij wil de vader zien en gaat weer terug
en die zusje vragen. De eh zusje zeg ze haar zusje moet jij als vader zeg ze moet eten jij moet eten. Als nee niet eten nou nou dan gaat eh niet eten. Gaat naar bed en ga jij naar bed zeg ze. En eh vader zeg ze eh kon je terug vader
M. Wacht even hoor. Even kijken of ik je goed begrijp.
Ja, wat dan? Wat moet die leerkracht nu? Hoe leer je iemand Nederlands?