Het Rijmschap
Mijn geheugen heeft me in de steek
Het is als een vergiet of zeef
Maar dan een met dubbele gaten
Muze, help Gij mij weer op dreef
Nauwelijks was Nederland wat bekomen van de vorige wereldoorlog, of Bertus ‘Kinderen, bidt nu maar braafjes’ Aafjes liet Een voetreis naar Rome afdrukken en verspreiden.
Als ik goed ben ingelicht was dit epos een van de beste sellers die onze uitloop van de Parnassus ooit opleverde.
Het werd gekocht, ja gelezen, wat zeg ik, bewonderd door mensen met wie ik omging - studievriendjes, en niet van de geringsten; een senator bijvoorbeeld.
Zelf maakte ik deel uit van een coterie die het verskunstig resoluut hield op Kees Stip, Piet Paaltjens en De Schoolmeester... en nu ja goed, ook Staring dan maar. Wel woonden we met die anderen in dezelfde huizen, aten en dronken we vaak samen. We moesten dat boek vroeg of laat wel onder ogen krijgen, en waren er ook lichtelijk nieuwsgierig naar. Vluchtige inzage - dat was werkelijk voldoende - bracht aan het licht dat de titel klopte, en dat de wandelaar dweepziek roomskatholiek was, met een stout vleugje paganisme. In zijn breedvoerige aanhef riep hij dan ook Muzen aan. Vier komische regels kan ik nog vrij exact opspuiten, wat ik hierboven al gedaan heb.
Je vraagt je af hoe zoiets op papier komt te staan. De man zal begonnen zijn met regel I, en vervolgens gedacht hebben aan op dreef helpen. Dreef, dreef... ha! zeef natuurlijk. Het is net een zeef. Wel een beetje kort. Het is als een vergiet of zeef Perfect. En dan op gelaten mooi gaten. Grote gaten? Nee, dubbele, dat is zangeriger.
De rest was gauw gepiept. O foei, dat mag ik helemaal niet zeggen. Poëzie wordt niet gepiept, dat is een soort martelaarschap. Tanden op elkaar. Althans, dat vertellen dichters ons graag. Laat men toch vooral niet het idee krijgen dat ze het leuk werk vinden; nee, het moet. Ik weet niet waarom iemand zou moeten schrijven over een vergiet of zeef, en evenmin waarom iemand anders zich dergelijke lectuur zou moeten laten welgevallen. Ik ken musici die met plezier satanisch moeilijke partijen instuderen en correct uitvoeren. Waar haalt een poëtist het recht vandaan om, met gekwelde oogopslag, ons te laten boeten voor zijn onvermogen om zelfs maar een triolet of ollekebolleke in elkaar te zetten?
De volgende keer heb ik het over een heel andere, veel sympathiekere soort: de zondagsdichters.
H.H. Polzer
•
Bij Van Gorcum in Assen verscheen vorige maand Wegwijs in woordenboeken, een kritisch overzicht van de lexicografie van het Nederlands, van de handen van dr. D. Geeraerts en dr. G. Janssens.
Twee geleerde heren
Inventariseren
Wegwijs in woordenboeken is inderdaad een overzicht (pagina -1, de Inhoudsopgave, maakte op mij diepe indruk), maar een kritisch overzicht is het niet.
Rubriek 4.17. heet Rijmwoordenboeken. Van rijmwoordenboeken hebben Geeraerts en Janssens geen verstand. Dat heb ik ontdekt bij de slotrubriek 4.19. (detectives en lexicografische overzichten begin ik altijd achterin), de rubriek over Retrograde woordenboeken. Over retrograde woordenboeken zeggen de auteurs:
‘Ze zijn enigszins verwant met rijmwoordenboeken. De laatste baseren zich echter op de eindklanken van de woorden, niet op hun spelling; in een retrograad woordenboek zal men dan ook woorden als snelheid, appetijt en geit niet in hetzelfde groepje terugvinden, wat in een rijmwoordenboek wel kan.’ Kom nou, heren, snelheid rijmt helemaal niet op appetijt en evenmin op geit en dat men die woorden in de Nederlandse rijmwoordenboeken in hetzelfde groepje kan terugvinden, komt omdat de Nederlandse rijmwoordenboeken niet deugen. Het kan, maar het zou niet moeten mogen kunnen. Geeraerts en Janssens bespreken vier rijmwoordenboeken. Een van die vier is niet meer in de handel, een tweede is niet meer dan een komisch bedoeld laagstandje. Bij het kritisch beschouwen van de andere twee hebben de lexicografen zich beperkt tot het overschrijven van de flapteksten. De hoogdravende aanbevelingen op de buitenkant van het bedroevende naslagwerk van J. Buydens missen op deze manier hun doel niet. G. en J. achten het boek van Buydens: ‘ontegensprekelijk het beste’. Dat graduele oordeel lijkt een absolute lofrede, omdat de heren Wegwijzers niet één kritisch woord wijden aan de dolzinnige rimram aan nummercodes en synoptische inhoudstafels die Buydens voor zijn gebruikers in petto heeft. ‘Ontegensprekelijk het beste’? M'n vest! Wie een ècht kritisch overzicht zoekt van alle ontegensprekelijke vergissingen op rijmwoordenboekgebied kan terecht bij het eveneens vorige maand verschenen prachtwerk Het Rijmschap. Heinz zegt daarin op pagina 134 o.a.: ‘Er bestaat geen hedendaags rijmwoordenboek in de Nederlandse taal.’
Een volgend maal iets lichters
Dan... (zie boven)
Ivo de Wijs