mocht concluderen dat de achttiendeeeuwse sifilisbestrijder Van Swieten inderdaad verantwoordelijk is voor het in april voor mij nog volstrekt kryptisch gedicht. Dank aan de lezer die een kopie toe zond van annotaties bij een mij niet bekende uitgave van Les Fleurs du Mal. Dank ook aan allen die nog na de sluiting van de inzendingstermijn zich beijverd hebben mij op het goede spoor van Lise Van Swiéten te zetten. ■ Laten we even de volgende afspraak maken. Als ik zeg dat het morgen waarschijnlijk mooi weer is, dan bedoel ik daarmee dat ik de kans op mooi weer tussen de 67 en 100 procent schat. Als ik zeg dat het morgen misschien mooi weer is, dan geef ik uitdrukking aan mijn subjectieve gevoelens dat er tussen de 33 en 67 procent kans op mooi weer is. Let wel, het gaat mij niet om de exacte getallen, het gaat om het idee dat hier achter steekt, en om de redenering die hierop volgt. ■ Goed dus: waarschijnlijk betekent: een kans van tenminste twee op drie, en misschien betekent een kans tussen één op drie en twee op drie. Waarschijnlijk niet houdt zoveel in als een kans van minder dan één op drie en misschien niet betekent hetzelfde als misschien wel: het kan vriezen of dooien. ■ U hebt het nog steeds gevolgd? Ja, natuurlijk, anders was u niet tot hier met lezen gekomen. Wat betekent nu heel waarschijnlijk? Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan ik u voorspellen dat u daarmee zult bedoelen dat een zekere door u beschouwde gebeurtenis een kans van tenminste 90 procent op voorkomen heeft. Misschien moeten we de drempel nog iets hoger stellen, maar nogmaals, het gaat mij om de redenering. Door heel aan het waarschijnlijkheidsoordeel te laten voorafgaan, verkleint u de waarschijnlijkheidsmarge van 33 procent tot
10 procent. Als het mij beschoren was de betekenissen van alle Nederlandse uitdrukkingen opnieuw te mogen bepalen, stel dat mij die moeilijke maar dankbare taak ten deel zou vallen, wat voor interpretatie zou ik dan moeten geven aan heel misschien? ■ Het staat voor mij als een paal boven water dat heel misschien weer hetzelfde zou moeten betekenen als heel misschien niet, en dat de waarschijnlijkheidsmarge weer tot 10 procent teruggebracht moet worden. Met andere woorden: heel misschien wordt het morgen mooi weer zou betekenen dat de kans op mooi weer morgen ligt tussen de 45 en 55 procent. ■ Aardig geredeneerd nietwaar, maar helaas, het gaat niet op. De taalfeiten liggen anders. Met aan onzekerheid grenzende misschienheid durf ik u te voorspellen dat u met voornoemde zin zult bedoelen dat de kans op mooi weer weer minder dan 33 procent is. Dus heel misschien is hetzelfde als waarschijnlijk niet. Heel misschien is dat ook de reden dat très peut-être, molto forse en very perhaps als uitdrukking niet bestaan. ■ Naar aanleiding van het bovenstaande nog iets over kansen, en schatten. Schatten is naar mijn smaak iets anders dan inschatten. Als ik de kans op mooi weer morgen op 40 procent schat, dan werk ik met de natte vinger. Maar als ik inschat, dan knijp ik een oog dicht, denk langdurig na (over andere dingen weliswaar, maar dat kan mijn gesprekspartner niet zien) en kom aldus tot een weloverwogen oordeel. ■ Dus wat dat betreft sta ik voor niets. Het is me alleen nog steeds niet duidelijk hoe ik een kans moet afschatten. Als ik dat eenmaal heb geleerd, wedden dat ik dan overal de blitz maak? ■ Gemiste kansen. Geschatte kansen. Geschatte missen.
Gemiste schatten. ■ Als je ergens geen gat meer in ziet, dan kun je er beter mee ophouden. Zo zoeken innoveerders altijd naar een gat in de markt en taaljokers als ik naar een gat in de grammatica. Laatst weer zoiets gevonden, of gemeend gevonden te hebben. ■ Het heet dat de gebiedende wijs geen verleden tijd heeft. Dat klinkt redelijk, zowel naar de betekenis als naar de vorm. Immers, we zeggen wel kom morgen maar niet kwam gisteren en waarom zouden we ook kwam gisteren als gebod uitvaardigen, wij die menen nog wei iets aan de toekomst te kunnen doen, maar over het algemeen tamelijk fatalistisch over het verleden redeneren? ■ En toch, hier verschijnt dus het gat in de grammatica, we zeggen wel degelijk kwam gisteren, alleen zeggen we niet kwam gisteren, maar liever was gisteren gekomen. ■ Had daar maar eerder over nagedacht, grammatici. Misschien willen sommigen onder u mij nu gaan bewijzen dat dit geen verleden tijd is, of geen gebiedende wijs, maar er zijn wel degelijk zeer steekhoudende argumenten voor mijn opvatting te vinden, die ik helaas wegens plaatsgebrek hier niet kan publiceren. Maar als u me op een fout in de redenering had willen betrappen, was dan vroeger opgestaan. Als altijd, uw op het kruiperige af bereidwillige taaldienaar,
P.C.U.d.B.