Boekbespreking
Zuidnederlands woordenboek
Bespreking van W. de Clerck, Nijhoffs Zuidnederlands woordenboek. Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage/Antwerpen, 1981. xxxix + 854 blz. Prijs f 95,-.
Het Zuidnederlands woordenboek pretendeert een beschrijving te geven ‘van de min of meer algemeen voorkomende Zuidnederlandse taalverschijnselen, waarmee uitsluitend die taalverschijnselen in Vlaams-België bedoeld zijn, die afwijken van het zgn. Algemeen Nederlands of de standaardtaal’ (vii), hoewel ‘een niet onaanzienlijk gedeelte van de varianten of afwijkingen van de standaardtaal in Vlaams-België ook aangetroffen wordt boven de rijksgrens, m.n. ten zuiden van de Moerdijk of de zgn. Grote Rivieren’ (xi). Het boek geeft 4870 hoofdingangen of lemma's met zulke ‘algemeen voorkomende Zuidnederlandse taalverschijnselen’. De inleiding noemt dergelijke verschijnselen algemeen, als ze (1) ‘in een redelijk groot gebied (twee of meer provincies) in Vlaams-België zijn aangetroffen’ en als (2) ‘de taalgebruikers veelal aannemen dat deze woorden tot de gemeenschapstaal van geheel Vlaams-België behoren’ (xviii).
Om te beginnen bij het tweede criterium: opmerkelijk is, dat zo goed als geen Vlamingen bij het woordenboek betrokken werden. Het excerpeerwerk is ‘voor meer dan 95% door Nederlanders’ verricht, en dat ‘heeft veel voordelen’, aldus de bewerker. Hij noemt er welgeteld één: ‘Op deze manier zijn namelijk zeer veel taalverschijnselen aan het licht gekomen, die de bewerker zelf of andere Vlamingen niet zouden “opmerken”’, (xv).
Hebben die Nederlanders dan wel kunnen ‘opmerken’, dat ‘de taalgebruikers - welke? - veelal aannemen dat deze woorden tot de gemeenschapstaal van geheel Vlaams-België behoren’? Vervolgens het ‘redelijk groot gebied’ waarin de woorden werden aangetroffen. Dit criterium wordt onmiddellijk ondergraven met de mededeling: ‘Bij twijfelgevallen zijn wij veelal tot opneming overgegaan, met die restrictie dat wij deze woorden of woordbetekenissen met de distinctie “gewestelijk” hebben gekenmerkt’ (xix).
Ook veel ‘woorden die in de officiële Woordenlijst van de Nederlandse Taal zijn vermeld, maar niet algemeen gebruikelijk zijn in Vlaams-België’ werden aldus opgenomen (xix).
Ten slotte ‘is eveneens soepelheid betracht bij minder algemeen voorkomende Zuidnederlandse woorden die tot het litterair taalgebruik behoren’ (xix).
Van de 4870 lemma's werden er 416 aangeduid met het algemene distinctief ‘gewestelijk’ of met aanduidingen als ‘Brabant’ en ‘Antwerpen’. Dat zijn derhalve geen algemeen Zuidnederlandse verschijnselen. 163 lemma's kregen de aanduiding ‘weinig gebruikelijk’ mee; 71 ‘litteraire taal’ of ‘dichterlijk’; 14 ‘uitsluitend schrijftaal’ en 10 ‘verouderd’. In totaal is dat zowat 14% van de lemma's dat amper ‘algemeen Zuidnederlands’ mag heten volgens de eigen criteria. Verder bevatten een of meer onderdelen van 163 lemma's zulke aanduidingen. Het eigenlijke woordenboekgedeelte bedraagt 670 bladzijden. Trek daarvan de genoemde 14% af, en er blijven er 577 over. De 163 lemma's met twijfelachtige onderdelen geven we cadeau.
Het is aardig dat een woordenboek het gebruik van woorden staaft met citaten. Dit boek springt erg royaal met citaten om. Sommige bladzijden zijn voor 70% en meer gevuld met citaten (b.v. 139, 240, 320, 395, 494, 570, 620). Het lijkt wel Het Groot Vlaams Citatenboek. Ik schat, voorzichtig, dat de helft van het woordenboekgedeelte bestaat uit citaten. Trekken we ook dat af van wat na de bovenstaande reductie-actie overbleef, dan houden we een handzaam boekje van ongeveer 290 bladzijden over. Bij dat kleine, dure boekje had ik dan eens nauwkeurig kunnen nagaan:
1. welke afwijkingen van de standaardtaal ook in Nederland opduiken, zoals tweedens, mits, grootstad;
2. welke woordvormen alleen iets te maken hebben met spelling en/of uitspraak, zoals spraak, iet, sacristij, fabrikeren, roos, check, reklaam, princiep, hoewel de gebruiker te horen heeft gekregen, dat ‘de woorden die ten opzichte van de standaardtaal uitsluitend verschillen (...) in spelling en/of uitspraak vertonen, niet in de nomenclatuur opgenomen’ zijn (xix);
3. welke zogeheten Zuidnederlandse woorden ook in (noordelijke varianten van) de standaardtaal voorkomen, zoals krapuul, sneren, job, détente, remediëren, vooreerst, clignoteur, koers, moraal, maal, beuk;
4. welke woorden gewestelijk ook in Nederland voorkomen, zonder dat dit uitdrukkelijk wordt vermeld, zoals va, schelft, bussel, hof, vorket, verschieten, pint, hofstede, aftroeven, moe, gij, kwikken, kas, bijhebben;
5. welke woorden waarbij geen distinctief gegeven wordt, helemaal niet zo algemeen in Vlaams-België zijn, zoals domp, touter, spinnekopnet, zwingelkot, trunterij, vaar, uitterogen, priegel, tuimelaar, square, sant, rageborstel, pontekoek, pit, pieper, smoor, aanstoten, teinture d'iode, entrepreneur, lave-main, pepel, oreillons, gemollig, nobiljon, hittig, katafoot, jonnen.
Ten slotte had ik me dan afgevraagd: wat beschrijft dit boekje eigenlijk? Woorden die Nederlandstalige Belgen gebruiken wanneer ze dialect spreken, of woorden die ze gebruiken wanneer ze (denken) algemeen Nederlands (te) spreken? Volgens uitlatingen over ‘het Zuidnederlands in zijn functie van geschreven en gesproken taal, als staatkundige variant naast het noordelijke Nederlands’ (vii) en over ‘de gemeenschapstaal van geheel Vlaams-België’ (xviii), lijkt het om het laatste te gaan. Ook de mededeling ‘dat het ZNWB geen dialectwoordenboek is’ (xiii) wijst in die richting - hoewel het ZNWB is samengesteld zoals negentiende-eeuwse dialectwoordenboeken: ‘De oudste van deze woordenboeken zijn meestal idiotica in engere zin, dat wil zeggen verzamelingen van dialectwoorden die in de cultuurtaal niet voorkomen, of ten minste in de cultuurtaal een andere betekenis hebben dan in het behandelde dialect. Voor zover ze een groter gebied behandelen, ontbreken ook vaak nauwkeurige localiseringen van de termen’ (J. Goossens, Inleiding tot de Nederlandse Dialectologie, blz, 110).
De vraag is hoeveel Vlamingen wanneer ze iets anders dan dialect (willen) spreken - echt woorden gebruiken als trousseau, travo, teleferiek, repriment, poteren, naft, patiëntig,