Van Woord tot Woord
Aardbei
Jarenlang heeft Ti-Ta-Tovenaar geprobeerd om aardbeziën in kamelen te veranderen, maar nooit is het hem gelukt. Eén keer gebeurde het dat een kameel een aardbezie werd. Een ongelukje! En ook een beetje zielig voor de kameel.
Aardbeziën, aardbessen, aardbeien. Ze zijn er weer volop, deze heerlijke schijnvruchten. Meestal als aardbei. Je zou eerder en vaker aardbes verwacht hebben. De meeste beziën worden immers bessen genoemd. Beien zijn er minder en beren komen helemaal sporadisch voor. Dit laatste is opvallend omdat besvruchten in de ons omringende Germaanse talen over het algemeen juist met een vorm met een -r erin worden aangeduid. In het Duits is er de bere zoals in Erdbere, Brombere, in het Engels de berry, b.v. strawberry, raspberry en in het Zweeds de bär, b.v. blåbär, vinbär.
Vormen als bes, bees (Zuidnederlands) en bezie zijn varianten van eenzelfde woord. Van bere zou u dat misschien niet meteen denken, maar toch is dat wel zo. De wisseling s/z-r is te vergelijken met die in was-waren en vriezen-gevroren.
Bes (+ varianten) is een echt Germaans woord. Bei is dat niet. Woorden op -bei zijn dus in feite jonger. Bei is ontleend aan het Franse baie, dat zich ontwikkeld heeft uit het Vulgairlatijnse baca, afkomstig van het Latijnse bacca. Bei is een typisch Noordnederlands woord, een Hollands woord eigenlijk, waarbij Hollands in engere zin moet worden opgevat.
Het eerste deel van aardbei is gemakkelijk te verklaren: een aardbei is een aards, een laag-bij-de-gronds plantje. Ook in het Duits (Erdbere) en in het Zweeds (jordgubbe) heeft bij het ontstaan van de samenstelling de plaats van het groeien van de vruchtjes een rol gespeeld. Straw- (= stro) in strawberry is wat minder eenvoudig te duiden. In een Engels etymologisch woordenboek staat dan ook: ‘The reason for the name is unknown’. De enige andere -beien naast de aardbei die ik uit mijn eigen taal(gebruik) ken zijn de aambei en de moerbei. Bij moerbei zou je (ik althans) geneigd zijn te denken aan een bes die groeit in een moerachtige streek, in een veenmoeras, aan een soort veenbes dus. Maar moer- in dit woord is een vernederlandsing van het Latijnse morus = moerbeienboom. De plant kwam in de Karolingische tijd naar het noorden. De eerste vermelding dateert uit 812.
Bij een aambei gaat het helemaal niet om een vrucht, noch om een schijnvrucht, maar om een zekere vormelijke gelijkenis met een bes. Volgens de Sterreclame is een aambei trouwens iets waarover je eigenlijk niet praat. Maar om even in ongeveer dezelfde contreien te blijven: de Sterreclame zelf heeft nog nooit een woord gewijd aan de schijtbezie. Misschien omdat het gebruik van een dergelijk natuurlijk laxeermiddel niet erg voordelig kan zijn voor de farmaceutische industrie. Een andere bes die haar naam heeft ontleend aan haar heilzame werking is de borstbezie, een tropische bes, die goed zou zijn voor borstziekten.
Om weer terug te keren naar de woorden op -bei: braambei en vlierbei komen mij niet vreemd voor, al zou ik zelf eerder braam en vlierbes zeggen. Maar als iemand tegen mij zou beginnen over een vlaardebei, een hennebei, een kwetsebei of een meiolderbei, dan zou ik echt niet meer weten waarover het gesprek ging. Een kwetsebei zou ik associëren met een soort pruim, terwijl het een lijsterbes is. Ook vlaardebeien en spreeuwbeziën zijn lijsterbessen. Een meiolderbei is een jeneverbes en is dus te vergelijken met een dambezie. Een hennebei is een wilde framboos.
Niet iedere bei is een bes. Heibei kan worden gebruikt in plaats van haaibaai. Er wordt een ruwe, kijfzieke vrouw mee aangeduid. Het woord ligt dus - toevallig - ongeveer in dezelfde sfeer als labbei ‘praatziek wijf’, dat is afgeleid van het werkwoord labben. En een kobei is een ei: het ei van een zilvermeeuw.
Als je Van Dale moet geloven zijn er veel beziën. Vermeld worden o.a. de woudbezie, de krakebezie, de haagbezie, de scharlakenbezie en de klapbezie. Geen van deze beziën was mij bekend, tenminste niet onder dergelijke namen. In de Middelnederlandse teksten die ons zijn overgeleverd kwam besie vrij veel voor. Dat kan bij degenen die zich nog pas kort met zulke teksten bezighouden tot vervelende vertaalfouten leiden. Zo is in de Esopet (in de fabel van de vos en de ooievaar) te lezen: ‘Twine doestu, reinaert, als ic doe?’ / Sprac hi, ‘du lerest mi dit spel, / Besie, canic mine lesse wel?’.
Als besie met ‘bes’ of met ‘druif’ wordt vertaald is men het spoor volledig bijster. Hier moet men uitgaan van de gebiedende wijs van het werkwoord besien ‘bezien, opletten’.
Aardbeziën smaken mij goed. Ik vind een aardbes erg lekker. Ik houd van een aardbei, maar niet van een aardbij! Ik moet er niet aan denken om te worden gestoken door zo'n zandbij. Of steken die soms niet?
Marlies Philippa