De puntjes op de ü...
Geachte uitgever,
Ter bevestiging van ons telefoontje over mijn pas verschenen boek kan ik u meedelen dat de maat vol is. Ik eis een errata in mijn boek! Zo u weet heb ik overal streepjes gezet in moeilijke woorden. En zo hoort het ook, want anders kan geen hond het lezen, en de leerlingen nog minder. Daarom schrijf ik dus intra-uterien, en niet dat maffe woord intraüterien, want dat slaat helemaal nergens op. Het staat trouwens ook in Pinkhof, en die zal het toch zeker wel beter weten dan de eerste de beste uitgever. Dat zet u dan maar in het errata en ook al mijn vakgenoten verklaren u voor gek als u dat niet doet, bij voorbeeld dr. J. die zelf ook altijd overal streepjes heeft gezet en die er ook niets van begrijpt, van die puntjes op de ü. Ik had het in de drukproeven n.b. allemaal konsekwent verbeterd want de kopij was best goed, en nu staat het er allemaal toch nog in. Reden waarom ik mijn beklag doe en een errata eis.
Geachte auteur,
Neemt u van ons aan dat wij inzake ‘intraüterien’ danwel ‘intra-uterien’ ooit een zeer bewuste keuze hebben gemaakt. Reeds sedert jaar en dag wordt er - overigens in een zeer beperkte kring van terzake kundige taalpuristen - slag geleverd over de juiste schrijfwijze van dergelijke samenstellingen. Ook de woordenboeken zijn het in dit opzicht onderling lang niet altijd met elkaar eens (voorzover ze althans niet klakkeloos van elkaar zijn overgeschreven). In de vijfde druk van Pinkhof leest u (onzes inziens terecht) intraüterien, en in de zesde druk intrauterien (overigens ook de term pessarium intrauterinum, hetgeen correct gespeld Latijn is).
Onze bureauredacteur beschikt met betrekking tot deze en gelijksoortige superdetails van het schriftelijk taalgebruik in het algemeen en van de spelling van bastaardwoorden in het bijzonder over een zeer uitvoerige documentatie. Er valt een gloedvol betoog te houden waarom het aaneenschrijven van samenstellingen als
acetylcoënzym, autoërotisme, autoïnterieur, beëindigen, blennoöftalmie, coëfficiënt, coëxistentie, coïncidentie, colaëxtract, coöperatie, deëmulgeren, diaävond, diepteïnvestering, diereëieren, dodecaëder, drieëenheid, drieënnegentig, ereëscorte, etalageïnrichting, exoërytrocytair, ferroöxyde, frequentieëenheid, galnoteëik, ganzeëi, gastroëlytrotomie, gastroënteropathie, gecontraïndiceerd, geëest, geëtter, geïaa, geïnd, gemeenteëigendom, geülcereerd, geürm, glycineëster, goudtellurideërtsen, haaieëieren, homoerotisch, hydroëlektrisch, icosaëder, incoërcibel, kaliumferroöxalaat, kinaächtig, klasseïndeling, koffieëxtract, kopraïndustrie, kraaieëieren, kuddeïnstinct, kunstzijdeïndustrie, lenteëvening, lilaächtig, marineïnstallaties, medeëeuwig, medeëigenaar, medeïngezetene, meeëten, microörganismen, mimosaächtigen, monoaminoöxydase, monoëthylamide, monoïdeïsme, naäapster, naäping, naëbben, naëggen, naëten, naëtsen, neuroëndocrien, octaëder, olieëmulsie, olieëxport, olieïnvoer, oppervlakteëenheid, orthoëpie, paraärticulair, pastaächtig, planteëiwit, planteïvoor, pneumoëncefalografie, preëxistentie, premieïnkomen, prozaächtig, radioëlektrocardiografie, ratteëgel, reëngagement, reïncarnatie, reïteratie, resedaächtig, reticuloëndotheliaal, roeënd, romboëder, ruimteïndeling, soloïnstrument, soloörgel,
spieëind, steenkoolenergieëenheid, steppeëzel, stereoïsomeer, tatoeageïnkt, tetraëder, theeëi, theeëmmer, theeëxporteur, toeëigenen, trichoëpithelioom, tweeëndertig, vakantieënquête, vosseëend, waardeërkenning, warmteëenheid, warmteëquivalent, warmteïsolatie, wulpeëi, zebraächtig, zeeëend, zeeëenhoorn, zeeëgel, zeeëik, zeeëkster, zeeëngel, zeeëngte, zeeëvenement, zeeëver, zestiendeëeuws, zoëven, zonneëest, zonneënergie, zwaneëi en zijdeïndustrie
de voorkeur verdient boven het spellen van dergelijke woorden zonder trema (maar wel aaneen), of voorzien van een koppelteken, of nog erger: in het geheel niet aaneen.
Talloze samenstellingen zouden wij op niet minder dan vier manieren kunnen spellen als wij onszelf geen beperkingen zouden opleggen: intraüterien, intrauterien, intra-uterien en intra uterien. Dat het spellingdilemma waarvoor wij hier staan meer is dan louter scherpslijperij zouden wij u aan de hand van honderden andere voorbeelden uit onze dagelijkse uitgeverspraktijk en bovendien op grond van allerlei tegenstrijdigheden in gezaghebbende Nederlandse woordenboeken kunnen aantonen.
Op basis van deze theoretische overwegingen hebben wij gekozen voor consequent (of zoals u wilt konsekwent) aaneenschrijven van alle qua woordopbouw normale samenstellingen, waarbij dan in geval van zeer specifieke klinkercombinaties het trema ons ten dienste staat ter markering van het begin van een nieuwe lettergreep. Hiervan hebben wij u zoëven een paar voorbeelden gegeven. Het zal u niet zijn ontgaan dat wij niet alleen de puntjes op de ï zetten (zoals het elke zichzelf respecterende auteur en uitgever betaamt), maar evenzeer op de ä, de ë, de ö en de ü, als de orthografie (hetgeen niet hetzelfde is als ‘het woordenboek’) zulks vereist.
Natuurlijk kennen en erkennen wij ook het nut van het koppelteken. Dit blijft echter uitsluitend voorbehouden aan volstrekt andere categorieën van woordgroepen en samenstellingen, zoals Maas-Waalkanaal, maag-darmkanaal, 3-deurs (naast driedeurs), 100-jarig (naast honderdjarig), geneesheer-directeur, patholoog-anatoom, glas-in-loodraam, in- en export, postchequeen girodienst en dergelijke, en natuurlijk aan het einde van een regel ter afbreking van een woord (volgens de regels ter verdeling van de woorden in lettergrepen).
Voor mensen die dagelijks met hun neus in manuscripten zitten, zoals bureauredacteuren van uitgeverijen, is het eigenlijk een gebiedende eis dat zij voor telkens terugkerende spellingconsequenties niet van geval tot geval een oplossing behoeven te zoeken, waarbij zij dan bovendien nog geacht worden voortdurend rekening te houden met de spellinggevoeligheden van elke auteur afzonderlijk - gevoeligheden die doorgaans in het geheel niet kenbaar zijn gemaakt en die dan ook altijd te laat manifest worden. Nu eens betreft het een manuscript, dan een of andere drukproef (strokenproef, opmaak, revisie), dan weer herdrukkopij.
Bepaalde vaste patronen bij het redactioneel voorbereiden van kopij bevorderen de consistentie en hebben ‘naar de lezer toe’ ongetwijfeld ook een zekere ortografisch-didactische waarde.
Bovendien is niet elke auteur, hoezeer hij zijn onderwerp ook moge beheersen, even goed onderlegd in de grillen van onze taal. En ook woordenboekschrijvers zijn maar mensen, hetgeen zij in hun lexica met grote volhardendheid schijnen te willen bewijzen.
J.H.G. te Boekhorst
bureauredacteur
Lochem
|
|