De uitspraak
Dat komt onder meer, omdat ze het Nederlands niet in levende lijve maar uit de boeken hebben moeten leren, zoals ook hun uitspraak aantoont. Nederlanders hebben na een paar minuten of nog vlugger in de gaten dat ze met een Belg te maken hebben. Dat hoor je zo aan hun intonatie, hun g, hun w, hun spellinguitspraak van het. Veel Nederlanders vinden dat ook leuk, want onderscheid moet er blijven. Een Nederlander die niet aan een Belg kan horen dat het een Belg is voelt zich gepakt. Veel Belgen vinden het evenmin erg, datje aan ze kunt horen dat ze Belg zijn, want de al te vlotte Hollandse babbel bekijken ze met wantrouwen. Een Belg die niet aan een Belg kan horen dat het een Belg is voelt zich evenzeer gepakt.
Dat is dezelfde Belg die met z'n eigen woorden niet goed raad weet en op het vlak van de woordenschat bij de Nederlander in de leer wil gaan. Dat is dezelfde Belg die zonder veel hulp van Nederlanders het mengelmoes van dialecten en vertaald Frans van honderd jaar geleden meer en meer omgebogen heeft tot een Nederlands van nu.
Een Nederlandse standaardtaal - ja. Maar verder weinig zekerheid en veel onzekerheid. Een slinger naar het Nederlands van Nederlanders toe en van het Nederlands van Nederlanders weg. Dat lijkt op dit ogenblik het voornaamste taaldilemma in het gebied waarvan een inwoner tijdens de elfde eeuw, ver van huis, met visionaire kracht de Hollands-Vlaamse slinger aanzwengelde:
Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic
eńda thu uuat unbidan uue nu
(Alle vogels hebben nesten begonnen behalve ik
en jij waarop wachten we nu).
Mark Baeyens
Turnhout