Onze Taal. Jaargang 51
(1982)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdVliegenier of vlieger?In onze woordenboeken figureert nog altijd het woord vliegenier; we zeggen al lang piloot. Zelfs de... geavanceerde 27ste druk van Koenen erkent het nog, maar zet er wel bij dat vlieger ‘beter’ is. Beter, waarom? Daarover is lang geleden heftig gepraat. Dat er een Nederlands woord voor aviateur hoorde te zijn, daarover was men het zeventig jaar geleden roerend eens. Wie heeft toen vliegenier bedacht? Ja, wie heeft fiets bedacht! Het woord ging er in ieder geval in als koek. Totdat de taalkundigen er lucht van kregen. Toen was de boot aan, want vliegenier was gevormd in strijd met ons taaleigen. Ze hadden groot gelijk. Een kruidenier verkoopt kruidenGa naar eind1, een valkenier richt valken af, dus een vliegenier verkoopt of dresseert vliegen. Woorden op -enier (of op -ier, zoals bankier en bankroetier) zijn afgeleid van zelfstandige naamwoorden. Als we een uitgang achter een werkwoordsstam willen bevestigen, moet dat, tenminste voor het vormen van een nomen agentis (= naam voor wat of wie de handeling verricht), -er of -aar zijn. Dus vlieger moest het wezen.
Lekenprotesten, dat een vlieger geen vent was maar een stuk speelgoed, en aan een touw zat, haalden niets uit. Loper kon ook zonder gevaar voor misverstand van alles betekenen (nog niet ‘raadsheer’, men vermeed germanismen). Vliegenier mocht niet, want het kon niet. (De beroemde journalist Marie J. Brusse kreeg van zijn redaktie een aanmerking, toen hij ongehoorzaam was geweest. ‘Nier kan niet achter een werkwoord komen,’ werd hem in tamelijk lek Nederlands uitgelegd. Verbaasd riep hij: ‘Maar ik kan toch wel een wandelende nier hebben?’) Nou ja, vliegenier heeft het verloren. Dr. Kruyskamp, die in zijn eentje op het titelblad van Deel XXI van het Woordenboek der Nederlandsche Taal staat, zoals indertijd De Waal, Koolhoven en Fokker in hun eentje boven hun kisten uitkeken, dr. Kruyskamp noemt het woord thans ‘leekenwoord’, nog slechts in beperkt gebruik. Zijn jongste voorkomens dagtekenen van 1952 (in een goed dagblad) en 1954 (in een roman van Anna Blaman). Maar wie lang geleden het moderne ‘historielied’ heeft meegezongen:
Als Olieslagers dood is,
Dan krijgen wij misschien
De helleft van zijn centen
En ook zijn vliegmachien,
die zal het suggestieve vliegenier, met zijn tweede ie die de eerste in hoogte overtreft, weemoedig gedenken.
C.A. Zaalberg |
|