| |
| |
| |
[Nummer 5]
| |
Vertalen voor Europa
Een dokter kwam laatst in een Frans vaktijdschrift de uitdrukking Ulcères de Kissing tegen. Uit de verdere tekst kon hij opmaken dat de schrijver het oog had op het ziektebeeld dat ontstaat wanneer een maagzweer de tegenoverliggende maagwand besmet zodat zich daar een tweede zweer ontwikkelt.
Aangezien het resultaat iets weg heeft van twee mondjes die voortdurend op elkaar worden gedrukt, spreekt men in Engelse vakkringen wel van kissing ulcers. De dokter kende zijn vreemde talen goed genoeg om te begrijpen wat er bij het vertalen van deze term was misgegaan, maar verder zag hij in het hele geval niet meer dan een aardige aanwinst voor zijn rariteitenverzameling. Intussen is hem echter gebleken dat de ontdekking van de dubbele maagzweer ook door andere Franse auteurs aan die niet bestaande meneer Kissing wordt toegeschreven.
Het gebeurt wel meer dat een foute vertaling ingeburgerd raakt, zelfs wanneer de dwaasheid er duimendik op ligt. De bekende kameel die zo moeilijk door het oog van een naald gaat, heeft volgens moderne schriftuitleggers nooit bestaan, maar eeuwenlang is het gewurm van het stomme dier overal als zinvolle beeldspraak aanvaard. Een moderner voorbeeld is de ‘wet van de grote getallen’ die, zoals elke ingewijde weet, eigenlijk ‘wet van de grote aantallen’ zou moeten heten (large numbers!).
En dan is er natuurlijk dat glazen muiltje van Assepoester. Dat glas geen erg geschikte grondstof is voor schoeisel waarop de hele nacht gedanst moet worden, schijnt vrijwel niemand op te vallen, maar dat komt misschien doordat we met die eigenaardige materiaalkeuze vertrouwd zijn gemaakt op een leeftijd waarop alles nog mogelijk was. In elk geval had de enkeling die het wèl vreemd heeft gevonden, gelijk want - zoals Van Dale in een van zijn zeldzame etymologische uitstapjes onthult - in de oorspronkelijke Franse tekst was het muiltje helemaal niet van glas (verre) maar van hermelijn (vair). Door de gelijke uitspraak van de twee woorden is er blijkbaar verwarring ontstaan.
| |
Het massabedrijf ‘Brussel’
Dit alles ter inleiding van een wereldje waarin ook wel eens vertaalfouten worden gemaakt, maar waar men zich met sprookjes weinig ophoudt: de vertaaldiensten van de Europese Gemeenschappen in Brussel. De manier waarop daar gewerkt wordt, vertoont weinig overeenstemming met de ambachtelijke benadering van de zelfstandige vertaler die in zijn eentje met de ondoorgrondelijkheden van de buitenlandse literatuur moet worstelen. De mannen en vrouwen die deze diensten bevolken, zijn immers ambtenaren en dat heeft zo zijn consequenties. Om te beginnen, er is een chef, uiteraard met souschefs onder zich en een superchef boven zich. Die superchef heeft ook weer een meerdere en dat gaat zo door tot ergens in de hemel, althans tot regionen die het voetvolk alleen maar van horen zeggen kent. In een dergelijk massabedrijf (de Commissie, het grootste lid van de EG-familie, heeft alleen al in Brussel meer dan tachtig Nederlandse vertalers in vaste dienst) is er natuurlijk geen plaats voor mensen die alleen maar kunnen werken als ze in
| |
| |
een creatieve bui zijn. Het is acht uur per dag vertalen geblazen, zoals een ander ramen lapt of een tram bestuurt.
Er is ook weinig ruimte voor artistieke geesten die de uitingen van een buitenlandse schrijver helemaal willen herscheppen. Sterker nog, in de regel is het gewenst dat het tekstbeeld van de vertaling zo dicht mogelijk bij dat van het origineel aansluit. En bovenal, ambtenaren zijn niet vrij in hun woordkeus. Eenheid van terminologie is in alle grote organisaties nu eenmaal een belangrijke zaak. Hier geldt dat in het bijzonder omdat het werk voor een groot deel betrekking heeft op rechtsvoorschriften. Staat er in een douaneregeling ergens ‘eigeel’, dan mag bij een latere aanvulling of wijziging niet het woord ‘dooier’ worden gebruikt, ook al zou intussen gebleken zijn dat dat eigenlijk verkieslijker is. Men moet er nu eenmaal op bedacht zijn dat er ergens in de Europese koopmansstand een slimmerik kan zitten die uit zo'n verschil in woordgebruik onmiddellijk een slaatje probeert te slaan. Minder gelukkige uitdrukkingen worden om zulke redenen soms jarenlang gehandhaafd.
Over de problematiek van het vertalen van juridische teksten zal een collega overigens binnenkort meer vertellen in deze kolommen.
| |
Een vertaler is geen tolk
Even een uitweiding over de terminologie van het vak zelf. De buitenwacht haalt vertalers en tolken nogal eens door elkaar. Toch zijn het duidelijk twee aparte beroepen. Het verschil is niet alleen dat de een schrijft en de ander spreekt; ook de psychologische vereisten lopen sterk uiteen. De ideale vertaler is een bedachtzaam mens die elk woordje weegt - en het liefst nog even in de bibliotheek gaat nawegen. Hij (of zij, natuurlijk) weet dat zijn werk (respectievelijk haar werk, maar nu houden we daarmee op) rechtstreeks naar de drukker gaat en dat er dus geen komma aan mankeren mag. Vandaar de neiging om te blijven bijvijlen tot hem de bladen uit de handen worden gerukt. Een tolk kan daarentegen beter wat levendiger zijn. In de meest typische beroepssituatie (het zgn. simultaan vertalen) kan hij alleen op zijn parate kennis en zijn vermogen tot snel reageren vertrouwen. Hij mag gerust eens een vertaalfout maken, maar één zonde geldt als onvergeeflijk: de draad verliezen.
| |
Hulpmiddelen
Terug naar de vertalers, de jagers op het juiste woord. Naast woordenboeken vormen vooral bibliotheken en archieven hun terrein. Hun afhankelijkheid van documentatie is zo sterk dat een vertaalkarwei op zondag (ja, dat komt heus voor!), wanneer al die hulpdiensten gesloten zijn, vroeger alleen overleefd werd door veteranen met een ijzersterk geheugen (of een geheim laatje met een doe-het-zelfkaartsysteem).
Tegenwoordig zijn er allerlei woordenboeken voor intern gebruik, samengesteld door aparte terminologiebureaus, en er is zelfs een terminologische databank in de maak. Sommigen zien hier de computer al op de loer liggen om het hele zaakje over te nemen.
| |
Ongedwongen Nederlands?
In werkelijkheid heeft deze ontwikkeling met automatisch vertalen - waar achter de schermen wel druk mee geexperimenteerd wordt - niet veel te maken. Terminologie is tenslotte maar één aspect van het werk. Voor het overige zijn er voorlopig nog levende mensen nodig, al was het alleen maar om onduidelijkheden in het origineel te onderkennen en dan even op opheldering uit te gaan (gewoon per huistelefoon; de auteur is meestal ook een ambtenaar). Zij dienen daartoe niet alleen de vreemde taal grondig te kennen, maar ook van een bepaald vakgebied op de hoogte te zijn (economie, recht, landbouw, kernenergie, enz.). Hun voornaamste troef lijkt mij evenwel dat dit soort werk een niet te programmeren vingervlugheid in het bespelen van de moedertaal vereist. Een EG-vertaler moet bijvoorbeeld een hele strategie bij de hand hebben voor een getrouwe en toch ongekunstelde weergave van die duizenden zinnetjes waarin het woord ‘beleid’ in het meervoud voorkomt. (Er zijn meer van die lastposten zonder meervoudsvorm; volgens Van Dale hoort ‘voorbehoud’ daar ook bij, maar Van Dale moet niet zeuren.) Die vertaler dient ook een uitweg te weten wanneer op doorgaans gemakkelijk te vertalen Franse woordjes als action, effort of orientation in een bepaald zinsverband opeens geen enkele Nederlandse deksel blijkt te passen. Is hij met Duits bezig, dan moet hij zien hoe hij monsters als Sollstellungsbeibehaltung en Nichtbenzinfahrzeug klein krijgt. En vanuit vele talen grijnzen hem de voorwaardelijke en aanvoegende wijzen aan meestal achterdeurtjes bij politieke beweringen of economische voorspellingen die de auteur niet helemaal voor zijn rekening wil nemen. Al die vrijblijvendheid behoort op de een of andere manier te worden weergegeven, in ongedwongen klinkend Nederlands natuurlijk... Nee, lieve lezer, dank u voor het aanbod, maar we redden ons wel.
| |
Struikelblokken
Een struikelblok waar de buitenstaander niet zo gauw aan denkt, vormen de verschrijvingen in het te vertalen stuk.
Illustatie van regelmatig voorkomende fouten
| |
| |
Men kan namelijk een vreemde taal heel goed beheersen en toch die intuïtie missen waarmee men in de eigen taal spel-, druk- of typefouten onderkent of zelfs automatisch compenseert. Iedere collega heeft het wel eens meegemaakt: in de matte woordenstroom van alledag ziet hij plotseling een intrigerende nieuwigheid schitteren, vol verwachting wordt de jacht op het exotische juweel ingezet, maar het spoor loopt dood, bijvoorbeeld bij een Deense secretaresse die een spoedstuk in het Engels moest tikken. Zelf heb ik eens uren zoekgebracht om achter de betekenis van het Italiaanse prizzontalmente te komen. Uit het zinsverband viel op te maken dat het een wiskundige vakterm moest zijn, maar in geen naslagwerk was er iets over te vinden. Ten einde raad liet ik het geval aan een Italiaanse collega zien. Zijn verbaasde reactie was: ‘Maar je weet toch dat orizzontalmente “horizontaal” betekent.’ Hij had de tikfout zelfs niet gezien!
Ook bij het uittypen van de vertaling worden weer fouten gemaakt. Dat is niet zo verwonderlijk want niet alleen is de dicteerapparatuur niet altijd best, maar in een gezelschap van vertalers en typistes die uit alle delen van het Nederlandse taalgebied komen, moet men even aan elkaars tongval wennen. Bovendien gaat het vaak om zeer specialistische onderwerpen waarmee de typiste onmogelijk vertrouwd kan zijn. Ze heeft daardoor weinig steun aan het zinsverband en moet grotendeels op de gehoorde klanken afgaan. Zo ontstaan er teksten die een getrouwe weergave zijn van wat de vertaler heeft gedicteerd, alleen veel leuker.
| |
O, die tweetaligheid!
Weer een heel andere moeilijkheid hangt samen met het feit dat de vertaaldiensten in Brussel zijn gevestigd (afgezien van enkele kleine afdelingen in Luxemburg en Straatsburg).
Hoewel de tweetaligheid van België op het eerste gezicht een voordeel lijkt te zijn, blijkt het menige Nederlander hier moeilijk te vallen om zijn taalkundige zelfstandigheid te bewaren. In de gebouwen van de Europese Gemeenschappen is Frans nu eenmaal van oudsher de lingua franca en wie in Brussel woont, komt natuurlijk ook in zijn privéleven met deze taal in contact. Dat geeft al gauw een beetje af. Voor een vertaler is de situatie nòg ingewikkelder doordat hij Franse uitdrukkingen en zinswendingen hoort die in gewoon Nederlands vreemd zouden aandoen, maar in de vaktalen van recht, overheidsbestuur en handel juist wèl gebruikt worden (zedelijk lichaam, zich sterk maken over, executie, contentieus, vrij verkeer, usantieel e.d.). Zijn gevoel voor wat in een gegeven geval wel en niet ‘kan’, wordt hier hard op de proef gesteld.
Van de andere kant is er de invloed van het Nederlands, zoals dat in België wordt gehanteerd. Een tijdelijke kwestie die zichzelf wel oplost? Natuurlijk, het taalgebruik van Vlamingen en Hollanders komt steeds dichter bij elkaar en als dat zo doorgaat, zullen alle verschillen eens verdwijnen. Maar we zijn pas in 1982, de grootste bank van Vlaamse signatuur bericht me zojuist dat ik aan de gelijkstelling met ‘een inlander of een resident’ moet denken (zal ik me maar Oostindisch doof houden?) en de supermarkt op de hoek laat ter gelegenheid van de uitverkoop weten dat ‘gesoldeerde artikelen niet worden geruild’. Missers van dit kaliber zullen niemand een deuk in zijn taalgevoel bezorgen, maar meer subtiele afwijkingen kunnen op den duur verraderlijk zijn. Overigens heeft dit probleem twee kanten want ook voor de Belgische leden van het vertalerscorps is de situatie soms niet eenvoudig.
Vooral de oudere generatie werkt op kantoor in een andere taal dan van huis uit voor de dagelijkse omgang wordt gebruikt. Over dit onderwerp zullen enkele collega's een afzonderlijke bijdrage schrijven.
| |
Stijlniveaus
Een andere taal dan je in eigen kring gewend bent - dat is in dit wereldje min of meer ieders probleem. Zeker, het diplomatieke verkeer is een stuk verzakelijkt, de vroegere stadhuistaal is geen vereiste meer, maar toch, een rapport over de werkloosheid in Ierland wordt nu eenmaal anders geredigeerd dan een voetbalverslag, een familiebrief, een gedicht. Stijlniveaus blijven en de ambtelijke stijl is nog steeds droog, koel, onpersoonlijk. (Een collega die Turks aan het studeren is, heeft bij het leren van de werkwoordsvormen de uitgangen van de tweede persoon maar overgeslagen ‘want die komen in de praktijk toch niet voor’.) Menigeen worstelt met de vervreemding die het leven in twee taalsferen met zich brengt. Ook daarover zal een collega in Onze Taal binnenkort meer vertellen.
| |
Raadsel
Tot slot een raadseltje. Het te vertalen materiaal bestaat niet alleen uit afstandelijke rapporten en grimmige verordeningen. Er zijn ook brieven, advertenties, vragenlijsten, personeelskrantjes en zelfs grafschriften bij; ook de mededelingen op de bordjes die bij de lift of op de WC komen te hangen, moeten eerst vertaald worden. Volgens de legende moet in de gangen van de EG-gebouwen eens de volgende waarschuwing te lezen zijn geweest:
in geval van brand moeten de ambtenaren de kantoren van hun eigen diensthoofd ontruimen
Wie goed Frans kent, mag raden wat er in de oorspronkelijke tekst gestaan heeft. De oplossing vindt u onderaan deze pagina.
H. Cohen
Brussel
|
|