Van Woord tot Woord
Lommerd
‘Wij selle nou beget hongeren moeten lieren,
Of brengen tot Jan Ooms mantel en deuse klieren’
(W.D. Hooft, De Verloren Soon, 1630)
Groen is de kleur van april, de eerste voorjaarsmaand, de grasmaand en groen glanzen de lombards die hoog opgestapeld liggen op de schappen van de groentewinkels. Door al dat groen zou je bijna gaan vergeten dat de tijden slecht zijn en dat een lombard niet alleen de naam van een appel is, maar ook die van een pandjeshuishouder. De heersende malaise heeft een wijziging gebracht in het leenpatroon van de Nederlandse bevolking. In de kranten lees ik dat het ‘consumptief krediet’ bij bank en giro in 1981 voor het eerst sinds jaren is gedaald. Maar ook dat de loop naar de lommerd is toegenomen. Het gaat weer best met Ome Jan! Niet alleen bij ons wordt de naam van een familielid gebruikt voor de bank van lening. De Franse collega van Oom Jan heet ma tante (Dumont), de Oostenrijkse Tante Dorothé. In het Engels spreekt men van uncle three balls, in het Duits van mein Onkel en in het Zweeds van farbror (= ‘vaders broer’, dus ‘oom’). Het werd vroeger als een schande gezien om iets naar het pandhuis te brengen. De schande van de armoede. Vandaar dat men de behoefte had deze inrichting met een eufemistische benaming aan te duiden. De realiteit leek dan minder hard. In Parijs vindt men de Rue des Lombards en in Londen Lombard Street. Amsterdam heeft zijn Lombardstegen: de Wijde tussen Rokin en Nes en de Enge die loopt van de Nes naar de Oudezijds Voorburgwal. Het is niet toevallig dat de Londense beurs in Lombard Street is gevestigd en dat de Amsterdamse stadskredietbank op de hoek van de Enge Lombardsteeg staat. Vroeger oefenden de Lombarden in deze straten hun praktijken uit.
Geldhandelaars waren oorspronkelijk voor een groot deel afkomstig uit Lombardije. In de middeleeuwen kwamen ze met de kerkelijke belastingheffers uit Rome mee. Vanaf de dertiende eeuw werd aan Joden en Lombarden het recht gegeven een bank te exploiteren en waardepapieren te belenen. Betekende Lombard dus aanvankelijk Lombardijer, al gauw werd het een benaming voor bankier of woekeraar. Men gaf de lombarden kostbaarheden in onderpand voor een lening. Zij begonnen pandhuizen te beheren. Voor het eerst in Parijs komt de benaming maison de Lombard voor bank van lening voor. In deze betekenis wordt der Lombard in Duitsland sinds 1664 gebruikt. Ook in het Nederlands ging de naam van de exploitant, de lombard, over op zijn nering: de lomberd, de lommerd.
Lombard is de verfransing van het Italiaanse woord lombardo, een woord dat niet Romaans, maar Germaans van oorsprong is. Lombardia heette vroeger Longobardia en een inwoner van deze landstreek werd in het Middellatijn een longobardus of langobardus genoemd. Aan lango-bardus is de Germaanse herkomst gemakkelijk af te zien: lang-baard. De Langobarden, de Germanen met de lange baarden trokken tijdens de volksverhuizing van de Beneden-Elbe naar het zuiden en vestigden zich na 568 op Noorditaliaans gebied. Hun taal, een Duits dialekt, is al vóór 1000 uitgestorven, maar hun naam is bewaard gebleven, o.a. in het Nederlandse woord lommerd.
Dit woord is algemeen bekend en zal dat ook wel blijven zolang de behoefte aan anoniem kortlopend krediet blijft bestaan. Dat de lommerd vernoemd is naar de lombard, de geldschieter, weten evenwel nog maar weinigen. De meeste mensen kennen een lombard nu alleen maar als een appel. En dat die appel iets heel anders is blijkt ook uit zijn meervoudsvorming: de groenteboer zou vreemd opkijken als ik een kilo lombarden zou willen kopen!
Marlies Philippa