Het gezegde & co.
Grammatica op school blijft bestrijding waard, denkt de ACLO-m, de Adviescommissie voor de leerplanontwikkeling moedertaal. Grammatica-onderwijs geeft een aanvechtbare kijk op taal, is te abstract en ontneemt kinderen hun plezier in taal. Dat zei de ACLO-m enige jaren geleden ook al, in een rapport, en dat zegt ze thans weer, in het boekje Over onderwijs in taalbeschouwing. Wil je op school toch aan taalbeschouwing doen, kies dan andere onderwerpen uit de taalkunde dan de traditionele ontleding en het woordsoorten-benoemen. In dit nieuwe boekje worden voorstellen gedaan hoe het anders kan. (Bestellen via postbus 2061, 7500 CB Enschede.) Als de brede maatschappelijke discussie over kernenergie net zo weinig uithaalt als de discussie over grammatica op school van de afgelopen jaren, kunnen we ons een hoop geld besparen. Niemand lijkt er wijzer van geworden. Ik ook niet. Ik blijf het opmerkelijk vinden, hoe zwak bijna alle argumenten pro en contra zijn. (Zie Onze Taal, november 1978.) Volgens mij is het enige goede, en doorslaggevende argument pro grammatica-onderwijs, dat de leerling kennismaakt met en leert nadenken over zo iets eigens en belangrijks als taal. En binnen taalbeschouwing vormt grammatica de harde kern. Maar een feit is, dat het huidige grammatica-onderwijs slecht voldoet aan wat we ervan verwachten. Toch kan de oplossing niet zijn grammatica dan maar af te schaffen, en uit te wijken naar allerlei randgebieden van de taalkunde. De ACLO-m zou moeten gaan nadenken over het grammatica-onderwijs zelf.
•
In Friesland is alles mogelijk. Over de kwestie-Spithost is hier al meer dan eens gesproken: de provinciale overheid schrijft haar burgers aan in het Fries, en weigert een gevraagde vertaling in het Nederlands. Ik heb gezegd dat ik dit een erg onredelijk standpunt vind van de provincie-bestuurders. Want behalve Fries moeten al die mensen daar toch óók Nederlands kennen. Of hoeft dat niet? Proef op de som genomen, en Friese lezers van Onze Taal uitgenodigd hun provinciale overheid te verzoeken om een Friese vertaling van de grondwet. De uitkomst was voorspelbaar, de provincie moest wel weigeren. Anders hadden we per kerende post de volgende wet in vertaling gevraagd. Maar het is altijd prettig zo'n weigering even zwart op wit te hebben (zie verkleining officiële brief). Er wordt niet alleen geweigerd, er is ook een reden vermeld. De provincie had gaarne de heer Pikaart geholpen, maar, helaas, het kan niet, wegens haar taalpolitiek. Zodoende. Wat behelst die taalpolitiek? Ik vertaal (en hoop dat ik dat goed doe): ‘die taalpolitiek gaat uit van de gelijkwaardigheid van de beide talen in Friesland: Fries en Nederlands. Dat houdt o.a. in dat leden van de ene taalgroep zich niet kunnen beroepen op het niet kennen (passief) van de taal van de andere taalgroep.’ Zelfs in België zou dit een extreem standpunt zijn: een overheid die zich vandaag in deze, morgen in gene taal mag uitdrukken. Leuk voor die Duits-sprekende Belgen. En wat betreft de slotalinea: het lijkt gedeputeerde staten van Friesland ontgaan, dat er inmiddels een nieuw kabinet is. Of schrijven ze het juist daarom?
•
Woensdag 27 januari 1982 vond in de Ridderzaal in Den Haag de uitwisseling plaats van de akten van bekrachtiging van het Belgisch-Nederlandse taalunieverdrag. Hiermee is door minister Van der Stoel en de Belgische minister Tindemans de laatste officiële stap gezet. Bij diezelfde gelegenheid is het voorstel voor het gemeenschappelijke Belgisch-Nederlandse radioprogramma Radio Delta, door minister Van der Louw met ronde woorden de grond ingeboord. Als alles vlot is verlopen, is de Taalunie op 1 april van start gegaan. Algemeen Secretaris is op dit moment de Nederlander De Hoog; de plaats van vestiging: Den Haag.
J.M. v.d. Horst