Beïnvloeding
De taal door al deze mensen gesproken besloeg eveneens een breed spectrum. Er waren er die een Nederlands spraken, in het geheel niet, soms alleen door een accent, afwijkend van het algemene Nederlands, net als in Nederland de Brabander, Groninger aan zijn accent te herkennen is. Via allerlei overgangen komt men dan tot de taal ‘aan de rand van de kampong’ gesproken door de groepen Indo-Europeanen wie het ‘aan contact met het algemene Nederlands in feite ontbroken heeft.’ Hier is van heel sterke beïnvloeding door Indonesische talen sprake. Dat kan blijken uit klankvorming, accentuatie en zinsbouw, zoals de heer Stroop schreef, maar ook nog op heel andere wijze. Daarvan wil ik een enkel voorbeeld geven.
De keus tussen broer en broertje, zus(ter) en zusje wordt in het Nederlands bepaald door de leeftijd van het familielid. In veel Indonesische talen zijn er óók twee woordparen - soms maar één - maar de keus binnen het paar wordt door andere factoren bepaald. Het sekseverschil wordt vaak verwaarloosd; wat telt is de leeftijd van de benoemde persoon ten opzichte van die van de spreker. Zo kon men op de lagere school een kereltje van zes wel eens horen spreken van zijn broer van zeven; zo kon een oude heer van tachtig het hebben over zijn zusje, die toch ook al 79 was. Ons woord zout kan als substantief en als adjectief gebruikt worden, met enige moeite zelfs als adverbium. Indonesische talen kennen twee woorden, een voor de stof, een voor de smaak. Onder invloed van Indonesische talen is dit verschil ook doorgedrongen in het Nederlands van sommige groepen: zout (stof), zoutig (smaak).