Kom nou, Van Dale!
Gij speult azak...
Een uitroep die meestal vergezeld gaat van een krakende vuistslag op tafel en eventueel aangedikt wordt met het aanroepen van een ter plaatse populaire functionaris uit het hiernamaals. Wie in (West-)Brabant wel eens een groep kaartspelers heeft gadegeslagen, zal deze uitdrukking ongetwijfeld gehoord hebben.
Azak (plaatselijk ook hazak) speulen betekent vals spelen, hoewel ik de indruk heb dat er meestal mee bedoeld wordt dat de beschuldigde zoveel geluk heeft dat het alleen maar op vals spelen lijkt.
Waar komt dat woord vandaan? Geen enkele Brabander kon mij er een bevredigende verklaring voor aan de hand doen. Wel spraken sommigen als hun vermoeden uit dat er een uit het Vlaams overgenomen verbastering van een of andere Franse uitdrukking (à l'hasard?) aan ten grondslag zou liggen, maar mijn persoonlijke kennis van het Franse kaartidioom reikt niet ver genoeg om daar de verklaring te vinden.
Maar laat ik nou een dezer dagen, bij het zoeken naar iets geheel anders, in Van Dale het woord haarzak tegenkomen, met als omschrijving ‘(Zuidn.) oneerlijke, valse speler...’ etc. Van Dale verwijst overigens ook naar aaszak en daar lees ik ‘(Zuidn.) oneerlijke speler; aaszak doen, knoeien.’ En dàt wil er bij mij nog wel in; het doet mij denken aan vriendelijke betitelingen als lamzak en rotzak. Maar haarzak, nee Van Dale, dat lijkt mij een beetje te ver gezocht.
Is er wellicht een kenner van de streektaal die mij er een afdoende verklaring voor kan geven?
D.J. Boerman
gepensioneerd bedrijfsredacteur
Den Haag