Kamerbreed invullen
In het novembernummer (1981) heeft de heer Sybesma de aandacht gevestigd op het modewoord ‘kamerbreed’. Oorspronkelijk gebruikt wanneer het ging over een vloerkleed dat vroeger ‘vast’ of ‘gespijkerd’ heette, blijkt het bruikbaar voor moties en zelfs voor geneesmiddelen. Het doet denken aan de carrière van ‘levensgroot’, dat tegenwoordig zoiets betekent als ‘duidelijk zichtbaar’.
Modewoorden ergeren de verdedigers van het taalmilieu, de glottagogen. Al hebben woorden geen schouders of ellebogen, zulke parvenu's verdringen bestaande en bruikbare taalmiddelen. Ik denk aan ‘theater’, dat onder Duitse invloed het verschil tussen ‘toneel’ en ‘schouwburg’ verdoezelt, aan ‘beëindigen’, tegenwoordig zelf bedreigd door ‘afronden’, maar decennia lang de nivelleerder die zulke uiteenlopende betekenissen als ‘voltooien’, ‘eindigen’, ‘doen eindigen’, ‘ophouden’, ‘staken’ en ‘afbreken’ opslokte - de hoorder of lezer moest maar raden wat er bedoeld werd. Een jaar of vijf oud, verbeeld ik me, is de zegetocht van ‘invullen’. Hij lijkt begonnen bij begrotingsdiscussies op ministeries of in de volksvertegenwoordiging. Daar moet het woord ongeveer betekend hebben: ‘precies vaststellen’. ‘We zullen bezuinigen op die en die posten, maar het bedrag moet nog ingevuld worden.’ ‘We zullen andere jachtvliegtuigen bestellen, maar bij welke fabriek, dat is nog niet ingevuld.’ ‘We hebben nou wel een vierjarige opleiding, maar de eindtermen (voor niet-katholieke lezers: het examenprogramma) kunnen we nog niet invullen.’ ‘Nog’ en ‘niet’ kunnen elegant omschreven worden: ‘Het is een illusie te veronderstellen dat de invulling van het financiële, sociale en economische beleid tijdens deze formatie zijn beslag krijgt’ (NRC/Handelsblad, 11 augustus 1977).
Let eens op, hoe het gebruik van ‘invullen’ voor ‘bepalen’ en ‘kiezen’ zich in 1982 gaat uitbreiden! Ik voorspel: ‘Heeft ze al ingevuld met wie ze gaat trouwen?’ ‘De naam van ons krantje is ouderwets. Wie kan een betere invullen?’
Terecht heeft men de glottagogen er een verwijt van gemaakt, dat ze ‘extrapoleren’: dat ze op grond van een begin van taalverandering veel verder gaande ontwikkelingen in dezelfde richting construeren die in ieders ogen belachelijk zijn. Maar toch is, bij voorbeeld, de voorspelling van wijlen C. Hedeman (in 1950) inzake het weglaten van het lidwoord in ‘zakkenroller Linkert’ en ‘dichter Van Duinkerken’ niet alleen volledig uitgekomen, maar verre overtroffen. En hoever zijn we al niet gevorderd op de weg naar de kamerbrede bruikbaarheid van ‘invullen’, als we een toneelspeelster horen zeggen dat iemand een bepaalde rol goed ingevuld heeft? Een gemeentebestuur en een universiteit zijn het niet eens over de invulling van zekere terreinen; bedoeld is gewoon: de bestemming, zo men wil: de bebouwing, of het gebruik. In Het Parool van 17 december 1981 haalde H.W. Sandberg dit harleveens aan: ‘invulling van de projectgroep aan de stuurgroep zenden, met vermelding van de voorbereidende overlegtaak.’ Invullen is kamerbreed invulbaar.
C.A. Zaalberg