Variëteit en variété
‘Ik ben Jahwe die u heb weggeleid uit Egypte.’ Die is derde persoon, zei de heer F.K.M. Mars; eerste persoon, meende ik (november-nummer). Daarop komt de heer Mars terug. Hij betoogt (ik moet zijn argumentatie iets bekorten), dat het vervoegde werkwoord in dergelijke gevallen congrueert met het antecedent (ik, jij, gij). Rijpma-Schuringa-Van Bakel is het daarmee eens (par. 323), maar laat ook de uitleg van G. toe.
De heer Mars voert onder meer nog aan, dat men in deze soort zinnen een eerste persoon kan interpoleren, waarschijnlijk doordat die derde persoon is of als zodanig wordt geïnterpreteerd (‘aangevoeld’). Bv.: Ik ben Jahwe, ik die u heb weggeleid. De Duitsers kennen zinnen als: Ich, der ich es dir gegeben habe, Du der du mich lieb hast,... Ook dus met een geïnterpoleerde eerste of tweede persoon. Blijkbaar een herhaling die een eerste of tweede persoon opnieuw invoert, omdat er nog geen is, of niet duidelijk functioneert. Vergelijk nog: Notre Père, (toi) qui es aux cieux. Overigens is er geen enkele grammatica die de vorm die in het paradigma plaatst van ik, jij of gij. ‘Dit alles bewijst nog niet’, aldus de heer Mars, ‘dat mijn analyse juist is, maar er is reden genoeg, dunkt me, om mijn opvatting als evenwaardig naast die van G. te handhaven. En dat kan dan wel even in Onze Taal gemeld worden.’
Hetgeen hierbij geschiedt. De heer Mars is leraar Nederlands; hij weet waarover hij praat. Zijn mening staat tegenover de mijne. En hij krijgt steun van de heer E.J. Polak in Middelburg. Ook deze brengt naar voren dat het Duits hetzelfde probleem kent. Een zin als: Du, der mir schon so oft geholfen... behoort grammaticaal te eindigen met hat, maar men wil liefst de vorm horen die bij het antecedent hoort. Oplossing: Du, der du mir schon so oft geholfen hast.
Volledigheidshalve laat ik de door de heer Mars vermelde passage uit Rijpma-Schuringa-Van Bakel volgen:
‘In bepaalde zinnen zien we onregelmatigheden op het punt van de getals- en persoonscongruentie tussen onderwerp en persoonsvorm.
1. Persoonsvormconstructies die beginnen met het als betrekkelijk vnw. gebruikte die hebben een pv in de vorm stam, stam + t, stam + en (en overeenkomstige verschillen in de o.v.t.) naar gelang persoon en getal van het antecedent: Ik, die dat alles heb meegemaakt,; Jij, die mijn beste vriend bent,. We kunnen ook zeggen: het betr. vnw. die neemt persoon en getal over van het antecedent.’
De heer J. Prins in Rotterdam schrijft over opvallend taalgebruik in de pers. Een paar van zijn voorbeelden, waarop hij onze commentaar vraagt: een foto van de gesuïcideerde Goering. Dat kan natuurlijk niet; zich suïcideren is een z.g. noodzakelijk wederkerend werkwoord, wat wil zeggen, dat het wederkerende voornaamwoord niet kan worden weggelaten. Jan kan wel zich schamen, maar niet een ander; de geschaamde Jan is dan ook uitgesloten. Jan kan zich ook vergissen, zich verspreken,