50 jaar Onze Taal
Goed of fout?
Welke taalkundige durft criteria te geven voor goed of fout taalgebruik? Wat is de norm? Vertwijfeling in deze laatste aflevering van de reeks herdrukken uit oude jaargangen. De tekst hieronder werd in 1971 gepubliceerd. Is de twijfel nu minder?
NOG FOUT OF AL GOED?
De taal is niet statisch, maar dynamisch. Ook ten aanzien van de (overigens hoogst arbitraire) begrippen ‘goed’ en ‘fout’ blijkt deze stelling heel duidelijk op te gaan. Wat gisteren nog fout heette, zal morgen wellicht reeds als goed moeten worden aangemerkt. (Ook het omgekeerde komt voor, maar dat is zeldzaam).
Het is bijzonder boeiend dit verschijnsel aan concrete voorbeelden te volgen. Wanneer we immers een geleidelijke toename constateren van het gebruik van woorden en uitdrukkingen, die gisteren beslist als fout golden, dan is de veronderstelling gewettigd, dat ze morgen als goed zullen worden beschouwd. Maar hoe moeten we ze vandaag qualificeren? Nog fout? Of al goed?
Optimaal betekent: zo goed mogelijk. Maar het pleonasme zo optimaal mogelijk neemt hand over hand toe. Nog een taalmisdrijf? Of reeds correct?
Behoort tot een van, een evidente contaminatie van behoort tot en is een van, wint steeds meer veld. (In een sporadisch geval kan het natuurlijk correct zijn: ‘De Aku behoort tot een van de grote chemische concerns.’) Nog onzin? Of reeds ABN?
Bij de aanvrage dient men een geboortebewijs te overleggen. Het werkwoord overlèggen (= beraadslagen) is onscheidbaar, maar óverleggen (= tonen) is scheidbaar. Het zou dus moeten zijn: over te leggen, maar dat schijnt geleidelijk in onbruik te geraken. Nog fout? Of al goed?
Het verschil tussen oorzaak en reden blijkt, ook bij de ‘intelligentsia’, steeds meer te gaan vervagen. Een van de meest beruchte ‘zondaars’ op dit gebied is het KNMI: ‘Bij Ierland ontwikkelt zich een depressie en daarom zal het weer morgen een wisselvallig karakter dragen.’ (Of zal het KNMI misschien ter verontschuldiging aanvoeren, dat hier sprake is van een ellips voor: ‘en daarom verwachten we, dat...’?) Nog een zonde? Of reeds gangbaar taalgebruik?
De vraag is dus: wáár ligt de overgang van gisteren naar morgen, van fout naar goed? Moet het antwoord misschien luiden: zodra onze belangrijkste hedendaagse taalmakers, de nieuwsmedia (kranten, tijdschriften, radio en TV), de 50%-grens hebben overschreden? Wie het weet, mag het zeggen.