Nederlands in den vreemde
5. Het Verre Westen
Er zijn verschillende redenen te noemen waarom mensen uit hun vaderland wegtrekken, maar meestal hebben die toch een of andere ekonomische achtergrond. Vaak heeft de armoede ze verdreven, maar aan de andere kant werden ze dikwijls ook aangetrokken door een bepaald lánd, omdat dat de verwachting van een betere toekomst wekte of de mogelijkheid scheen te bieden rijk te worden. Die laatste prikkel was zeker in de 17e eeuw de voornaamste, ook bij de Nederlanders die in het begin van die eeuw de oostkust van Noord-Amerika in bezit namen. Aan hen herinneren alleen nog enkele plaatsnamen als Brooklyn (Breukelen), Wallabout (Walenbocht), maar tot in deze eeuw nog schijnen er toch mensen geweest te zijn die het zgn. Yankee-Dutch spraken.
Een heel ander soort emigranten vormden de mensen die onder leiding van dominee Van Raalte e.a. in het midden van de 19e eeuw Nederland verlieten. Hun motief was van godsdienstige aard. Zij konden zich niet langer verenigen met de ontwikkeling in vrijzinnige richting binnen de Nederlands Hervormde Kerk en zochten daarom naar een ánder woongebied. Dat dat Amerika zou worden, was gedeeltelijk toevallig. Deze zgn. Afgescheidenen hadden zich ook helemaal niet op een emigratie naar een Engelstalig land voorbereid: ze spraken alleen maar Nederlands, of eigenlijk in hoofdzaak een Nederlands dialekt.
De groep emigranten trok naar het toen nog vrijwel onbewoonde centrum van de Verenigde Staten en vestigde zich o.a. aan het Michiganmeer. Daar werd eerst de kolonie Holland gesticht, later volgden een groot aantal nederzettingen in de omgeving, die meestal genoemd werden naar een plaats of streek uit het moederland: Drente, Overijsel, Utrecht, Zeeland, Zutfen, Borculo, enz. Daar, en ook in plaatsen in de staat Iowa, zoals Pella, wonen nog de nakomelingen van deze godsdienstige emigranten en velen van dezen spreken Nederlands of daarnaast ook nog het dialekt van hun ouders en grootouders. Voor de ouderen is het Nederlands zelfs de eerste taal die ze leerden, dus niet het Engels. Voor een belangrijk deel komt dat doordat nog lang het onderwijs in het Nederlands werd gegeven, terwijl er in de kerken ook in het Nederlands gepreekt werd. Bovendien verschenen er in de grote plaatsen Nederlandstalige kranten.
De jongere generatie spreekt voornamelijk Amerikaans Engels, maar toch nog vol met Nederlandse woorden: I'm all benauwd; please don't be so vies. De grote invloed van het Engels is een van de faktoren waardoor het Nederlands in Amerika steeds meer van dat in Nederland is gaan verschillen. Wanneer Nederlanders in kontakt komen met Nederlandstaligen in Amerika valt het hun op dat het emigranten-Nederlands zoveel ouderwetser klinkt dan de taal in Nederland. Dat is natuurlijk een gevolg van het feit dat een taal die steeds meer in een geïsoleerde positie raakt, geen impulsen tot verandering ontvangt en al helemaal verstoken blijft van de veranderingen die de taal in het land van herkomst ondergaat. Verder is het Nederlands in Amerika steeds meer de taal van kerk en kansel geworden en dat zijn nu eenmaal geen plaatsen waarvan taalverníeuwing te verwachten is.
Die toch betrekkelijk sterke positie van het Nederlands in Amerika hangt - geloof ik - samen met de mentaliteit en de gezindheid van de eerste generatie, de eigenlijke emigranten en de afgelegen streek waar ze terecht kwamen. Ze hebben nooit de direkte noodzaak ondervonden zich het Engels eigen te maken en konden dat ook moeilijk aan hun kinderen leren. En, het taalgebruik in de kerk mag dan behoudend van aard zijn, het speelt ook een belangrijke rol bij het behoud van de taal.
J. Stroop
Instituut voor Neerlandistiek
Universiteit van Amsterdam