50 jaar Onze Taal
(ge)onder(ge)waardeere
Werkwoorden als ‘stofzuigen’ en ‘zweefvliegen’ worden zwak vervoegd (gestofzuigd, gezweefvliegd). Maar bij ‘proefvaren’ hoort ‘proefgevaren’. Probeert u het eens met ‘buikspreken’. De praktijk leert dat dit type werkwoorden alleen maar in de onbepaalde wijs voorkomt: Hij was aan het...
Interessanter is het probleem bij ‘onderwaarderen’, een werkwoord dat 21 jaar geleden nog nieuw was. Wat moet het zijn? De gebruiker beslist en Onze Taal registreert (mei 1960):
onderwaarderen
Het werkwoord onderwaarderen is pas van de laatste tijd. Zelfs de nu gestadig groeiende nieuwste dikke Van Dale (1960) laat ons in de steek; wellicht komt het later tussen ondervuur en onderwagen.
Naar aanleiding van ‘onderwaardeerde fondsen’ werd gevraagd: wat is het deelwoord van onderwaarderen:
onderwaardeerd,
ondergewaardeerd,
geonderwaardeerd?
De vraag is nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden als op het eerste gehoor lijkt. Men zal de norm van de scheidbaarheid - onscheidbaarheid willen toepassen:
- onderbreken-onderbrak-onderbroken
- onderbrengen-bracht onder-ondergebracht.
De klemtoon ligt in het eerste geval níét, in het tweede geval wèl op onder. Nu heeft onderwaarderen heel duidelijk de klemtoon op onder, zodat men zal besluiten tot ondergewaardeerd. Deskundigen op het gebied van onderwaardering en alles wat daarmee samenhangt, hebben ons verzekerd dat in hun kringen ondergewaardeerd de gebruikelijke vorm is. (Maar de onderwaardeerde fondsen dan?). Als deze vorm goed is, zou men ook goed moeten rekenen:
hij waardeert die fondsen onder.
Dit nu komt niet voor. Men schijnt niet vreemd te staan tegenover:
hij onderwaardeert die fondsen.
Deze laatste vervoeging zou weer leiden tot het deelwoord: onderwaardeerd. Taal is - het wordt een afgezaagd liedje - geen wiskunde. De gebruiker beslist. Wij hadden een ogenblik ook nog voor geonderwaardeerd een pleidooi willen houden (men vergelijke herwaarderen-herwaardeerde-geherwaardeerd uit de Woordenlijst!). maar de beroepswaardeerders hebben ons overgehaald ons zegel te hechten aan ondergewaardeerd, ook al waardeert niemand onder.
We vonden, achteraf, in Van Dale een parallel: onderhuren met de klemtoon op onder, betekenis ‘huren uit de tweede hand, van de huurder’. Van dit werkwoord bestaat het deelwoord ondergehuurd. Dit onderhuren zal wel niet in volledige vervoeging voorkomen (ik onderhuur, onderhuurde?).