50 jaar Onze Taal
Vraag en Antwoord: ver-
Onze Taal is niet alleen een blad waarin taalgebruikers van gedachten kunnen wisselen over taalkwesties. Onze Taal fungeert ook als vraagbaak en ‘taaladviesdienst’.
Is er verschil tussen ‘melden’ en ‘vermelden’? Hoe zit het eigenlijk met dat merkwaardige voorvoegsel ver-? Het antwoord hieronder werd 25 jaar geleden gegeven (september 1956). Zijn er sindsdien vorderingen gemaakt in de tak van de taalwetenschap die zich met deze kwesties bezighoudt, de morfologie?
Is er verschil tussen ‘menen’ en ‘vermenen’? En tussen ‘melden’ en ‘vermelden’? Geeft u eens een lijst met de betekenissen van ver-. In een gewoon woordenboek als Koenen vind ik al ruim 70 kolommen van woorden met ver-. Enig systeem erin zie ik niet.
Tussen menen-vermenen en melden-vermelden is nauwelijks van een merkbaar betekenisverschil sprake. Bij deze tweelingen zijn de ver-woorden een tikje aan de officiële kant. Terwijl ‘menen’ en ‘melden’ in tal van gevallen kunnen voorkomen, blijven ‘vermenen’ en ‘vermeiden’ meer voor speciale uitdrukkingen bewaard: naar wij vermenen, de vermeende eigenaar, vermeende rechten, de kronieken vermelden, eervolle vermelding enz. Vooral ‘vermenen’ is wat ouderwets gekleurd.
Het systeem van ver-? Als Koenen al 70 kolommen geeft, wat zal dan wel het grote woordenboek moeten geven. Een vooropgezet systeem moet u ook niet zoeken. Wel zijn er enige groepen van min of meer samenhangende betekenissen te onderscheiden. De moeilijkheid is dat ver- een verzwakking is van een dertiental verschillende voorvoegsels (o.a. voor).
1. weg: verstoten, verbannen, verkopen.
2. vernietiging: verbranden, vergaan, verdoen.
3. verkeerd doel of gevolg: verleiden, verwennen, vergissen.
4. verandering van plaats: verhuizen, verbedden, verpotten.
5. verandering van manier: verbouwen, vertimmeren, verkleden.
6. ongunstige betekenis: verdenken.
7. begin: vernemen, verlieven.
8. versterking: verblijven, vertroosten.
9. bedekken: verzilveren, verzegelen.
10. maken of worden van bijv. naamw.: verflauwen, verrijken.
11. idem van zelfst. naamw.: verafgoden, verstenen.
12. als overgankelijk w.w. naast onovergankelijk w.w.: verzwijgen-zwijgen, verschrikken-schrikken.
13. ‘over’: vernachten, verwinteren, verwinnen (denk aan verrassen-überraschen!).
De twee door u genoemde woorden, vermenen en vermelden, zijn eigenlijk bij geen van de bovenstaande groepen onder te brengen. Er zijn meer van die buitenbeentjes: verwisselen, vereisen, vermissen.