II
Met grote belangstelling hebben we de voorstellen gelezen, die leden ons gedaan hebben aangaande de ‘vertaling’ van scooter. Eens te meer is ons gebleken, hoe moeilijk het is in taalzaken iets ‘uit te vinden’, of liever nog gangbaar te maken en met goed gevolg ingang te doen vinden. Er is natuurlijk op zichzelf niets tegen dat ‘scooter’, we vonden het alleen zo armzalig, dat naast de fiets en de bromfiets het nieuwe tweewielige motorvoertuig het zonder Nederlandse naam moest stellen. Maar schreven we zelf al niet, dat de bezitter van deze glanzende en handige scherts niet gaarne zijn voertuig onder de -fietsen gerangschikt zou zien? Hier zijn enige voorstellen: autofiets (streelt, de berijder voelt zich meer), clubfiets (op grond van gelijkenis met clubstoel, clubfauteuil), wagenfiets, fietswagentje (geen schijn van kans, veel te gewoon), boksertje (zou in Vlaanderen gaan, waar de scooters op de kermis boksauto's zijn), superbrommer (is een beetje Ollie B. Bommelachtig), motorglijer (aardig woord, het heeft iets elegants), motorstep (gelijkenis met de autoped). Men zou er haast een gezelschapspel van maken. Wij vinden motorglijer en motorstep het meest bruikbaar. Van die twee is het eerste het meest Nederlands.