Onze Taal. Jaargang 50
(1981)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Voorbeeldige sexismen in Van DaleGa naar eindnoot*Misschien heeft u dezelfde reaktie gehad als ik bij het lezen van de artikelen over sexismenGa naar eindnoot1: ‘Afzichtelijk die sexismen, het is dat ik geen vrouw ben, anders was ik meteen voor het gebouw van Van Dale gaan protesteren.’ Pas na een maandje of wat sloop de twijfel naderbij: ‘Waar zijn die leden van de Amsterdamse werkgroep eigenlijk mee bezig als ze zo een woordenboek onderzoeken?’ Naar mijn idee mist het antwoord op deze vraag de vanzelfsprekendheid die zou kunnen blijken uit het feit dat de vraag zo weinig gesteld wordt. De kern van mijn betoog ziet er zó uit: gewoonlijk gebruikt men het woordenboek als een leermiddel. Daarom mag de gebruiker aan het woordenboek dezelfde eisen stellen als aan andere leermiddelen, namelijk dat hij zo beknopt en duidelijk mogelijk wordt geïnformeerd over datgene wat hij weten wil. Wil de woordenboekenmaker aan deze eisen voldoen, dan kan het voorkomen dat hij opportunistisch te werk gaat, door maximaal aan te sluiten bij de kennis van de wereld die hij bij de gebruiker veronderstelt. Die kennis van de wereld kan voor sommige groepen gebruikers gelijk staan aan een vooroordeel. Wijzigt de woordenboekenmaker een gewraakt lemma, dan loopt hij de kans òf minder duidelijke informatie over de betekenis van een woord te geven, of omslachtiger omschrijvingen te geven. Daarmee is de gebruiker niet gediend. Voordat ik nu het bovenstaande ga uitwerken, zie ik me genoodzaakt de volgende - eigenlijk overbodige - waarschuwingen toe te voegen: ten eerste, uit mijn betoog mag niet worden afgeleid dat ik a. sexismen toejuich of niet betreur, b. kritiek op Van Dale, ook die van de Amsterdamse werkgroep, per definitie onjuist acht, of c. Van Dale een goed woordenboek vind. Hier kom ik nog op terug. Ten tweede sluit dit artikel aan op de diskussie over sexismen. Daarom gaat het hier alleen over de informatie omtrent de betekenis van woorden in een woordenboek. Andere informatie blijft buiten beschouwing. Ten derde, ik beperk me in mijn kritiek op de Amsterdamse werkgroep op hun opmerkingen over voorbeeldzinnen. Hun opmerkingen over taalschat en persoonsnamen blijven dus buiten beschouwing. Ten vierde komt straks af en toe een woordenboekenmaker ten tonele. Ik haast mij te verklaren, dat dit een puur fiktieve figuur is. Tenslotte, hier volgt geen Prolegomena ener algemene theorie over sexismen in woordenboeken. Dat wil zeggen dat veel aspekten aan de problematiek onuitgewerkt blijven, en anderzijds nogal wat herhaald wordt dat al eens eerder is opgemerkt. | |
Waarvoor dient een woordenboek?Je leest over een kat die ligt op een antimakasar. Waar die kat dan op ligt is je niet duidelijk en daarom sla je er Van Dale op na: gehaakt kleedje dat over stoelen of canapés gehangen wordt, (...). Daarna ga je weer door met lezen. Zo gebruik ik meestentijds mijn woordenboek, en ik denk dat het de meeste mensen zo vergaat. Waar lijkt dit toneeltje het meeste op? Het komt het dichtst bij een lessituatie. Er is iemand die iets (de betekenis van een woord) niet weet, en die vraagt hij aan iemand. Bij ontstentenis van een deskundig persoon (een leraar bijvoorbeeld) doet hij dat aan een boek. Er is geen principieel verschil tussen een boek en een leraar, maar we zullen zien dat het verschil wel gevolgen heeft. Een woordenboek is dus een leermiddel. | |
EisenVan leermiddelen in het algemeen mag men het volgende verwachten: a. juistheid. Aan onjuiste informatie heeft een gebruiker niets. b. ekonomie. De kennisoverdracht moet zo snel mogelijk verlopen. Een leermiddel is immer vooral een middel, het doel ligt elders. c. nauwkeurigheid. Op zichzelf juiste informatie kan waardeloos zijn voor de gebruiker omdat die te vaag is. Het behoeft geen betoog dat ekonomie en nauwkeurigheid meestal tegenstrijdige eisen aan een leermiddel stellen. Telkens moet een kompromis tussen de twee worden gevonden. Over het algemeen helpen de volgende principes als je zo duidelijk mogelijk in korte tijd wil wezen: - gooi niet alles op één hoop: Als iemand twee verschillende dingen niet snapt, bijvoorbeeld het Russisch en algebra, ga hem dan geen algebra in het Russisch uitleggen. - maak maksimaal gebruik van wat de leerder wel weet: leg hem de algebra uit met behulp van exersities met potloden. In het optellen, aftrekken en groeperen daarvan is de leerder al bedreven. - wees redundant: de meeste leraren zorgen ervoor dat ze iets nieuws op tenminste twee manieren kunnen uitleggen.
De woordenboekenmakers hebben deze principes ter harte genomen. Dat blijkt onder meer uit het feit, dat ze alléén de betekenis van een woord uitleggen, en zich in dat lemma verder niet om de opvoeding van de woordenboekengebruiker bekommeren. Zo is heel wel voorstelbaar, dat een woordenboekenmaker graag zou zien dat de gebruiker niet zo happig is op militaire diktaturen. Toch omschrijft Van Dale caudillo niet als ‘bloeddorstig despoot’ of zo, maar als ‘(militaire) leider van een politieke beweging’. Het leerdoel van iemand die caudillo opzoekt is immers alléén de betekenis van dat woord. Van het tweede principe maakt de woordenboekenmaker heel frekwent gebruik: allereerst zal hij ervoor zorgen dat hij geen moeilijke woorden gebruikt bij de omschrijving in het lemma. In de tweede plaats veronderstelt hij dat de gebruiker volledig op de hoogte is van de Nederlandse kultuur. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Van Dales beschrijving van doorkijkblouse: ‘blouse die (gedeeltelijk) van doorzichtig materiaal is vervaardigd’. Die omschrijving lijkt zo verkeerd als maar zijn kan. Als mijn vader een blouse van doorzichtig materiaal aan zou trekken, noem ik dat geen doorkijkblouse. Mijn oma droeg vroeger blousen waarvan de armen van een doorzichtig spul waren gemaakt. Een doorkijkblouse was zoiets niet. Stel tenslotte dat één van uw vriendinnen aan komt zetten in een blouse waarvan het lijfje is gemaakt van doorzichtig materiaal, waaronder ze een degelijk t-shirt draagt. Dan rept u toch ook niet van een doorkijkblouse? De omschrijving van Van Dale mist dus precisie, maar kan heel wel verdedigd worden. De woordenboekenmaker meent, dat de essentie van de doorkijkblouse, namelijk dat het doorzichtige materiaal dient voor onbelemmerd uitzicht op de borsten, aangevuld wordt door de kennis van onze wereld die de gebruiker heeft.
Door een beroep op de kennis van de wereld spaart Van Dale niet alleen ruimte, hij gebruikt die kennis ook om de gebruiker zoveel mogelijk aanknopingspunten te geven voor het overdragen van de betekenis van een woord. Hij maakt daarbij opportunistisch gebruik van archetypen en stereotypen. Iedereen kan dement worden, maar dat komt bij bejaarden meer voor dan bij tieners. Daarom vinden we bij dement ‘zwakzinnig, een demente grijsaard’. Iedereen kan een schel geluid voortbrengen. Toch geeft Van Dale bij gillen niet: de burgemeester gilde tegen de krakers, of iets dergelijks. Hij geeft wel twee voorbeelden met een kind en een vrouw als giller. Dat | |
[pagina 43]
| |
zijn dan ook twee typen personen waarvan wij weten dat ze een hoger geluid voortbrengen dan mannen. Van Dale zorgt er zodoende voor, dat iemand die niet weet wat gillen is zoveel mogelijk cues krijgt aangeboden.
Tenslotte maakt van Dale gebruik van het redundantieprincipe. Bij sommige woorden, meestal moeilijke abstrakte begrippen aanduidend, geeft hij behalve een omschrijving ook een zin of zinsnede waaruit men kan afleiden hoe het woord gebruikt wordt. Zoals we al gezien hebben, geeft een goede voorbeeldzin de lezer zoveel mogelijk aanknopingspunten, en bevat die ook zoveel mogelijk makkelijke woorden. Is dat laatste niet het geval, dan dient het andere moeilijke woord om de sfeer aan te duiden. Zo vinden we als voorbeeld bij raffinement: ‘het raffinement van een mondaine vrouw’. | |
GevolgenDat de woordenboekenmaker zich van de bovengenoemde didaktische truuks bedient blijft niet zonder gevolgen. De stereotiepen waarvan hij - hoogstwaarschijnlijk terecht - aanneemt dat ze bij de gemiddelde woordenboekengebruiker leven, worden niet door alle gebruikers aanvaard. Wat kennis van de werkelijkheid is voor de een, is immers een vooroordeel voor de ander. In een mondelinge lessituatie kun je daarmee rekening houden, en voorbeelden zoeken die nauw aansluiten bij degenen aan wie je informatie geeft. Dat kan Van Dale niet. | |
Het sexisme onderzoekDe werkgroep die Van Dale op sexismen heeft onderzocht, maakt ook gebruik van het woordenboek, maar wel op een heel andere manier. Was het gewone gebruik te vergelijken met een vraag stellen, hun gebruik lijkt het meest op het overhoren van het woordenboek. Ze weten al wat een woord betekent, en kijken of Van Dale het goed uitlegt. Dat is helemaal niet zo erg, maar het is wel jammer dat ze geen blijk ervan geven door te hebben dat niet iedereen in die geprivilegieerde overhoorpositie zit. Integendeel zou ik zeggen.
Een aantal punten van kritiek op de voorbeeldzinnen lijkt mij in het licht van het bovenstaande dus onjuist, of liever onnadenkend vanuit een elitestandpunt. De werkgroep vindt het niet prettig dat omschrijvingen voor huilen immer vrouwspersonen in de voorbeeldzinnen te zien geven. Ik niet. Net als Van Dale weet ik ook wel dat een traan in een mannenoog evenzeer kan blinken, maar mijn kennis van de wereld voegt daaraan toe, dat een dergelijk toneeltje bij vrouwen normaler (en dus meer geschikt voor een uitleg) is. We hebben al gezien dat het voorbeeldje bij gillen juist gekozen is, en niet wijst op sexisme. De werkgroep meent dat uit het zinnetje: ‘Hij houdt er heel wat liefjes op na’ blijkt dat in Van Dale's wereld sex centraal staat (iets oneerbaars of abnormaals, suggereert de werkgroep). Ik vind het voorbeeld uitstekend, zeker vergeleken met de antiseksistische pendant die ik hierbij gratis aanbied: ‘Marie gaf haar liefje een reep chocola.’ Dergelijke aanmerkingen kunnen ook op het merendeel van de andere punten van kritiek gemaakt worden, iets wat ik niet zal doen. | |
AanbevelingenDat neemt natuurlijk niet weg dat de werkgroep het bij enkele voorbeeldzinnen bij het rechte eind heeft. Dat is bijvoorbeeld het geval bij nabij: ‘zij was een flauwte nabij’. De gebruiker wordt niets wijzer over de betekenis van nabij, en een deelgroep van de gebruikers wordt gekwetst. Weg ermee! Het is trouwens jammer dat de werkgroep niet is gestuit op het ‘ergste uit Van Dale’, de voorbeeldzin bij rangeren: ‘als hij ooit eens een lief jong vrouwtje krijgt zal hij zich rangeren’. Hoe oninformatief zo'n zin is, blijkt als je mensen vraagt wat rangeren in die zin betekent. De antwoorden zijn niet geschikt om af te drukken.
In volgende drukken van Van Dale zou van elke zin bekeken moeten worden of de stereotiepen die erin voorkomen voor groepen gebruikers als kwetsende vooroordelen kunnen worden opgevat. Is dat zo, dan moet worden gezocht naar een even informatief (dus waarschijnlijk stereotiep) voorbeeld waarvoor geen of een kleinere groep gekwetsten bestaat. De voorbeeldzinnen mogen nooit zomaar veranderd worden, want onduidelijke voorbeelden sturen de gebruiker het bos in.
Jansen, Moller Instituut, Tilburg |
|