Van Woord tot Woord
Met drie jaar Abraham zien
Ain, swain, drain,
Orrel, morrel,
Fissie, fassie,
Tain!
Ik tel tot tien. Wie niet weg is, is gezien! Aftelversjes. Tien als grensgetal. Of honderd: binnen honderd tellen heeft iedereen de tijd zich te verstoppen. Het tientallig stelsel heerst. Honderd is tien maal tien. Na tien is honderd het nieuwe grensgetal, de nieuwe mijlpaal. Honderd jaar is een eeuw, een lange tijd, een eeuwigheid. Vijftig jaar een halve eeuw, goed voor een gouden jubileum. Je kunt doorgaan met halveren: vijf en twintig jaar: zilver. Een grensgetal in het vijftallig stelsel is bereikt! Een koperen feest slaat groen uit, is niets, past in geen enkel systeem.
Het is 1981. Voor u ligt het begin van de vijftigste jaargang van Onze Taal. Onze Taal heeft Abraham gezien. ‘Abraham zien’, een uitdrukking die zover ik weet alleen in het Nederlands voorkomt. Het was niet de bedoeling van de bijbeltekst ‘Gij zijt nog geen vijftig jaar en gij hebt Abraham gezien’ (Joh. 8:57) om op deze manier begrepen te worden! Onze Taal telt een vijftigtal jaren. Tal-taal; betalen-vertalen; tellen-vertellen. Geen toevallige overeenkomsten. Naar aanleiding van het tiende lustrum zal ik u iets vertellen over onze getallen.
Onze taal kent tien getallen. Alle getallen onder de één en boven de tien zijn afgeleide vormen. Waarom tien? Omdat we tien vingers hebben waarop te tellen is. Dat lijkt erg concreet. Toch heeft het in de geschiedenis van het denken van de mens een hele sprong betekend om verder te komen dan het tellen tot twee. Probeer een klein kind maar eens te leren begrijpen wat tellen inhoudt. Eén en twee zijn logisch: de mens begint met z'n tweeën. De moeder en het kind. Ik en jij; dit en dat. De eenzaamheid komt pas later. Eén en twee zijn basisgetallen. Daarna is er het onbekende, het ontelbare, de veelheid. Eén, twee, veel, of één, twee, drie, waarbij drie=veel! Een oude Sakai op Malakka gaf op de vraag naar zijn leeftijd het antwoord: ‘Heer, ik ben drie jaar oud’. De cijfers 1, 2, 3 in het Sumerisch hadden de betekenis ‘man-vrouw-veel’.
Toen de stap naar drie was gemaakt ging men de vingers als hulpmiddel gebruiken. Er kon een viertallig stelsel ontstaan als de duim niet als echte vinger werd gerekend. Bij een handbreedte telt de duim niet mee! Een vijftallig stelsel gaat uit van de hele hand, inclusief duim. Het tientallig stelsel is op beide handen gebaseerd en het twintigtallig op alle vingers en tenen. Een twintigtal is een mens. Bij een bepaalde stam in Nieuw-Guinea moet het getal 99 als volgt worden omschreven: vier mensen sterven (80), twee handen gaan ten einde (10), één voet gaat ten einde (5) + 4.
Onze telwoorden zijn erg oud. Het is gemakkelijk om te constateren dat b.v. één, twee, drie zeer veel overeenkomsten vertonen met de eerste drie telwoorden uit het Frans en het Engels en dat ze ook wel lijken op unus, duo, tres in het Latijn, maar daarmee is de oorspronkelijke betekenis van deze woorden nog niet gevonden. Doordat ze op een bepaald moment als telwoorden gingen fungeren, losraakten van de samenhang met ‘grijpbare’ begrippen, dus doordat ze abstracter werden, konden ze gemakkelijk afslijten wat vorm betreft. Denk maar aan de aftelversjes. Hun herkenbaarheid verdween.
Er bestaat en hypothese die zegt dat vier in zijn oudste vorm een rij van vier spitsen zou hebben betekend: de vier vingers van