Nieuwe woorden verzamelen
Helpt u mee?
In het april-nummer van vorig jaar kondigde ik aan de vraag te willen beantwoorden, hoe lezers van Onze Taal betrokken zouden kunnen worden bij het opsporen van nieuwe woorden en woordbetekenissen en van nieuwe gebruiksmogelijkheden van woorden die reeds in een woordenboek beschreven zijn.
Alvorens die vraag te beantwoorden, vermeld ik dat het Woordenboek der Nederlandsche Taal als eerste betekenissen en gebruiksmogelijkheden heeft beschreven op grond van de natuurlijke omgeving waarin de woorden gebruikt werden. Aanvankelijk waren dat bijna uitsluitend literaire werken. Men moet zich voorstellen dat een dertigtal vrijwilligers op verzoek van de stichter van het WNT een aantal boeken las en daarin aanstreepte welke woorden als bewijsplaats met voldoende context moesten worden uitgeschreven om de redacteur in staat te stellen het woord te definiëren.
Behalve het WNT heeft zich binnen ons taalgebied geen enkele organisatie beziggehouden met het systematisch inventariseren van nieuwe en afstervende woorden. Moderne en hedendaagse woordenboekondernemingen zijn meestal afhankelijk van toevalligheden ondanks verdienstelijke verzamelingen als bijvoorbeeld Reinsma's Signalement van nieuwe Woorden [1975].
Vanuit de omringende taalgebieden die wel de beschikking hebben over goedgeorganiseerde bureaus die de actualiteit van het taalgebeuren op de voet volgen en vastleggen, hoort men regelmatig de verzuchting dat bijna iedereen het vandaag aan de dag veel te druk heeft om woordenboekcitaten zonder enige (financiële) compensatie bijeen te lezen. Dit gegeven is bepaald niet bemoedigend om juist nu een beroep te gaan doen op leden van Het Genootschap Onze Taal, een bijdrage te leveren aan een systematischer exploratie van het Nederlands van 1980 en volgende jaren, vooral niet als er geen enkele contraprestatie tegenover kan staan. Tot op heden zijn er geen (commerciële) organisaties te vinden die tegen vergoeding verzamelingen van nieuwe woorden in ontvangst nemen en de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie beschikt niet over de financiële middelen om op dit moment uitputtende zorg te besteden aan de inventarisatie van het hedendaags Nederlands. Ik stel het dan ook ten zeerste op prijs dat de redactie van Onze Taal bereid is via haar maandblad de leden op te roepen, bij te dragen aan het betrappen van de ontwikkelingen van de eigen taal en de vondsten naar haar op te sturen. De meest spectaculaire nieuwe woorden en gebruiksmogelijkheden kunnen via Onze Taal wellicht onder de aandacht van alle lezers gebracht worden, terwijl de overige met vermelding van vindplaats en met een aanzienlijk gedeelte omringende tekst, waardoor de betekenisanalyse bevorderd wordt, opgeslagen worden in het archief van de afdeling Thesaurus van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, welke afdeling zich t.z.t. over het hedendaags Nederlands zal dienen te buigen.
Voor het realiseren van het zo juist geschetste is naast een dosis enthousiasme een praktisch plan nodig dat enige waarborg geeft voor een systematische verzameling van nieuwe woorden en gebruiksmogelijkheden.
Naast vrijwilligers moet men kunnen beschikken over een lijst met ‘bronnen’ waaruit de gewenste informatie opgetekend wordt. De gedachten gaan hierbij uit naar dag-, week- en maandbladen met een relatief grote verspreiding; tevens dient men zich niet tot landelijke bladen te beperken, maar behoort ook de regionale pers rijkelijk vertegenwoordigd te zijn.
Wanneer zo'n lijst is opgesteld, kunnen deze bladen door bijvoorbeeld scholen respectievelijk klassen worden geadopteerd, waarmee ik bedoel dat een bepaalde klas zich verplicht om bijvoorbeeld de vrijdageditie van NRC/Handelsblad gedurende 1 jaar na te lezen op woorden en gebruiksmogelijkheden die (nog) niet staan opgetekend en beschreven in de woordenboeken van Koenen, Van Dale, Van Haeringen, Weijnen en Verschueren. Misschien zien leraren eerder een mogelijkheid om rubrieken die de leerlingen wellicht interesseren of waarbij zij persoonlijk betrokken zijn, zoals kleding, muziek, politiek, sport, onderwijs e.d., rubrieksgewijze in een klas te verdelen om hetzelfde doel te bereiken. Mogelijk willen zij in het kader van taalbeheersing zover gaan, dat zij de leerlingen uitnodigen die begrippen in het geadopteerde blad die niet beschreven zijn, te definiëren.
Het is ons er vooral om te doen, die woorden die voor een grote groep gebruikers van betekenis zijn en a.h.w. in het algemene taalgebruik zijn overgegaan, te registreren. Dat dat ook vaktermen zullen zijn spreekt voor zich. De moderne media bevorderen immers het binnendringen van allerlei vakjargon in de algemene woordenschat. Ik wijs hier terloops op een woord als interferon dat hoogst actueel is geworden sinds t.v. en pers er aandacht aan besteden en dan spreek ik niet eens over de micro-elektronica en de chips die in de tiende druk van Van Dale [1976] nog ontbreken. Overigens zijn wij ons ervan bewust dat de grens tussen algemene taal en technische taal moeilijk te trekken is, maar het gesignaleerd worden van een woord in bladen die een grote verspreiding kennen, biedt enige garantie voor het overgaan van specifiek jargon naar het gemeengoed van