Het Rijmschap
Waarneming, Een meisje, zowat 5 jaar oud, zit met haar moeder in de trein en dreunzingt voor zich heen: ‘Zeven, negen, zeven, negen, zeven, negen ...’ Dan verrast, zegt ze: ‘Hé, dat rijmt!’
Natuurlijk manifesteren klinkers zich doorgaans sterker dan medeklinkers. De stem doet mee, daarom juist heten ze klinkers.
En toch zijn het de medeklinkers die aan een woord gestalte geven. Varianten als Grunningen, Rotterdom en Laadseplaan doen weinig afbreuk aan de verstaanbaarheid. Noem een paard peerd of pôrd, de identiteit zal er niet onder lijden; zeg paark of paand, en men vraagt zich af waarom - misschien zelfs wát.
U merkt, hoop ik, dat dit geen wetenschappelijk onderricht moet voorstellen, maar dat ik op zoek ben naar een verklaring voor waargenomen verschijnselen.
Aanlokkelijk is de gedachte dat verbaal opgegroeide mensen - dus zij die weinig of geen bemoeienis hebben gehad met lezen of schrijven - de uitspraak zullen prefereren die een minimum aan mond- en gelaatsspierbeweging vereist. De klank ee is iets makkelijker te vormen dan eu, en een Wener (bijvoorbeeld een zingende koetsier die Franz Joseph nog heeft meegemaakt) zal Heine als volgt uit het hoofd citeren: Den Schiffer in seinem Schiffe / Ergreift es mit wildem Weh / Er achtet nicht auf die Felsen / Er achtet nur hinauf in die Heh. Maar als die energiebesparing de grondslag voor al die regionale afwijkingen zou zijn, waarom neemt men dan in Brooklyn de moeite om boin te zeggen voor burn? Of is dat compensatie voor de uitspraak annerd (=annoyed)? Trouwens, men kan zich ook stammen voorstellen die het juist leuk vinden om klankrijk te spreken - denk aan de keelklik van de Xhosas.
In elk geval, Heine wist wel degelijk dat e/ö een unreiner Reim was, evenals i/ü. Schiller wist het, en zo kan ik er nog een paar opnoemen. Toch werden en worden zulke rijmen toegepast en aanvaard als bona fide. Is er een geheimzinnige verwantschap tussen die klinkers, die ontbreekt tussen bijvoorbeeld o en au?
(Voor alle overbodigheid roep ik even in herinnering, dat klinkers invloed kunnen ondergaan van naastliggende medeklinkers; zo komt in het Nederlands de uitgang uir niet voor, bij mijn weten - al heb ik geen idee wat daar zo moeilijk aan is.)
Mag een rijmer iets als rijm opdissen - ik veronderstel nu even serieus werk, geen luiheid of incompetentie - omdat het voor hem rijmt? Als hij geen dialect schrijft moet hij, vind ik, zich aan het ABN houden, waarin strop en op onaangevochten rijmwoorden zijn, maar dadelijk niet rijmt op stuk, dijk, gek of blik!
H.H. Polzer
Mijn kinderen vinden dat vader op water rijmt en moeder op woester. Ik lijd hier hevig onder. Mijn vriend Pieter adviseerde mij het kroost langdurig in een donkere kast te sluiten. Ik ben daartoe nog niet overgegaan, en waarachtig niet omdat ik een Groot systematisch en klankalfabetisch rijmwoordenboek van de Nederlandse taal bezit dat het tweetal nog in het gelijk stelt ook. Voor kinderen geldt sterk wat