Het Rijmschap
Laat ons vandaag eens breed denken. Het is mogelijk dat dichters zich bedienen van flodderrijm met een ander doel dan om boeren te bedriegen. Wellicht vindt zo iemand Haar moederhart / vertoont een barst lyrischer dan Haar moederhart / zit vol met smart. Het is onjuist, doch verklaarbaar.
Men wil niet gewoon rijmen (te formeel, te burgerlijk, te voorspelbaar) maar wel de evocatieve werking van een klank uitbuiten. De procedure heeft veel gemeen met alliteratie. Vergelijk de donkere driften in Duitse doordouwers met het somere bonken van enorme klokken. Nu, in proza - en natuurlijk ook vóór het einde van versregels - is op evocatief onrijm niets aan te merken; behalve dat het erg vervelend kan worden.
Wie de moeite wil nemen om correct te rijmen, en tevens het effect van ‘dichterlijke vrijheid’ nastreeft, laat a niet assoneren met a doch met b, als in deze natuurimpressie van de helaas te oud gestorven Coos Neetebeem: Een tuin rondom het huis .../ Een boom in deze tuin.../ O, 't suizelend geruis / Dat fluistert in zijn kruin ...
In het beginsel hebben klinkers meer présence dan medeklinkers (hoewel je met een royaal gebruik van schr, str, m en nog andere geluiden nog aardig wat emoties kunt doen opflakkeren), en we zien dan ook assonantie veel vaker optreden dan acconsonantie - of het nu voortkomt uit poëtisme, slordigheid of onkunde.
Een lezer in Bergum verschafte me zeer attent - à propos, hartelijk dank aan alle briefschrijvers! - veel onrijmen uit het Liedboek voor de kerken ('s-Gravenhage 1973, dus niet Nergenshuizen 1880), waaronder eind/zijn, open/ingesloten en waart/ achterwaarts, vrij normale gevallen van assonantie ja, maar ook misbaksels als schild/geschuild, gronde/ontbranden, getuigen/zwijgen en Here/scheuren. Ik denk niet dat deze acconsonanties een literaire bedoeling hebben. Daarvoor raadplege men de officieel erkende dichtkunst: O mijn hart was toen zo hongerig/Zo angstig en zo verlangerig. Tja, dat komt ervan als je leeft van 1864 tot 1927, en geen besef hebt van mooie rijmwoorden als hinkstapsprongerig, ijzerenlongerig en susiewongerig. Terzake. Ook hier rijst de vraag of er misschien, soms, selectieve doofheid in het spel is. Zal Het Rijmschap dit eeuwenoude raadsel oplossen? Zal Het wederom de geleerde wereld beteuteren? Leest de volgende aflevering!
H.H. Polzer