Spijkers op laag water (VI)
Geboeid aan een ketting heeft de Rijkswacht te 's-Gravenmoeren zes Vlaamse horeca-ondernemers uit de Voerstreek gearresteerd. Dit stond in een Vlaamse krant. Je eerste gedachte is: die Belgenmoppen maken ze blijkbaar zelf. Maar dan lees je verder: Met een waterpomptang moest de Rijkswacht de mannen bevrijden. Al snap je niet hoe ze dat met een waterpomptang voor elkaar kregen, één ding is duidelijk: van Belgenmoppen is geen sprake; we hebben te doen met een taalfout, een taalfout waarop de Vlamingen allerminst recht van alleenvertoning hebben. Zij - die taalfout, meen ik - onderscheidt zich in zoverre gunstig van de meeste andere, dat je er als alles meezit, om kunt lachen.
De zaak is grammatikaal eenvoudig genoeg. Bij een beknopte bijzin (of deelwoordgroep) denken we in het algemeen als onderwerp het onderwerp van de (hoofd)zin. Dat klopt hier niet, maar gelukkig kunnen we even lachen, dat scheelt al weer. Eerder te huilen dan te lachen valt er om dit monstertje, ontsproten aan het brein van een PTT-ambtenaar die het woord richtte tot een blindeninstituut. Aannemende dat de televisietoestellen in de hal en in de huiskamer uitsluitend aanwezig zijn ten behoeve van de blinden, is hiervoor geen omroepbijdrage verschuldigd. Meer nog dan de vreemde propositie en de grammatikale tekortkoming springt de onbeholpenheid in het oog. Daardoor ontgaat de grammatikale fout je gemakkelijk. Bij Aannemende hoort als onderwerp een niet in de zin voorkomend ik, wij of de PTT, maar het moet betrokken worden op geen omroepbijdrage, het onderwerp. Ga je ter verbetering van de deelwoordconstructie een complete bijzin maken, dan komt er nog niet veel moois voor de dag: Daar wij aannemen, etc. De hoofdzin verbouwen levert zoiets op als...vraagt de PTT geen omroepbijdrage. Ook niets om over naar huis te schrijven, zelfs niet aan een blindeninstituut. Redelijk Nederlands zou zijn: Ik neem aan dat alleen blinden naar de tv luisteren; daarom hoeft u geen omroepbijdrage te betalen. Maar ja, dat is misschien geen ambtelijk proza.
Als iedere mogelijkheid tot misverstand en niet bedoelde grappigheid uitgesloten is, ben ik geneigd clement te zijn. In zijn grote boek Nederlandse Briefstijl wijdt professor Rogier een heel hoofdstuk aan wat hij noemt ‘Verkeerd ingeschakelde beknopte zinnen’. Daaronder zijn er een aantal die ik zeker zou laten passeren. Oordeelt u zelf. Het lijkt mij alvorens de gebeurtenissen te Oxford te vermelden, niet onaardig de man te tekenen, die daarin de hoofdrol zou spelen. En: Op straat gekomen scheen de frisse oktoberlucht Pieter weer moed en verwaandheid toe te waaien. Er is grammatikaal inderdaad aan beide zinnen een steek-